Opensnijden of minimaal invasief kijken?
Wereldwijd daalt het aantal uitgevoerde obducties. In Nederland werd in 1977 bij 31,4% van de patiënten die in het ziekenhuis overleden een obductie uitgevoerd. In 2011 was dat percentage nog slechts 7,7%.1 Dit is een slechte ontwikkeling, omdat obducties bijdragen aan het vergroten van kennis. Obducties geven inzicht in de kwaliteit binnen de gezondheidszorg, toetsen het medisch handelen en vormen een onderdeel in medisch onderwijs. Voor de nabestaanden kan het vaststellen van de feitelijke doodsoorzaak bijdragen aan het rouwproces. Er zijn verschillende verklaringen voor de afname van het aantal uitgevoerde obducties. De belangrijkste reden is dat artsen en nabestaanden, onder meer vanwege de invasieve aard van obductie, snel genoegen nemen met de premortemdiagnose. Er is daarom vraag naar minder ingrijpende diagnostische methoden. De minimally invasive autopsy (MIA) is een obductie door middel van MRI, CT en biopten van organen en de hersenen. MIA wordt momenteel met succes toegepast binnen de forensische en kindergeneeskunde. Uit onderzoek is gebleken dat obductie met CT, MRI en biopten bij klinische volwassen patiënten vergelijkbare resultaten oplevert als conventionele obductie. Het toepassen van MIA bij deze populatie is een mogelijke oplossing voor de daling van het aantal uitgevoerde obducties. Financiële en logistieke obstakels bij het implementeren van postmortemradiologie kunnen mogelijk worden overbrugd door centralisatie.