Nascholing voor en door zorgprofessionals

Een wereld vol praktijkgerichte (geaccrediteerde) leeroplossingen en vakinformatie. Samen voor goede zorg!

Nascholing voor zorgprofessionals

Gesorteerd op nieuw - oud
Transitie voor jongeren met epilepsie Lees meer over Transitie voor jongeren met epilepsie Transitie voor jongeren met epilepsie
Epilepsie is een heterogene en complexe aandoening die vaak gepaard gaat met comorbiditeit zoals gedragsproblematiek en lichamelijke of verstandelijke beperkingen. Uit onderzoek is gebleken dat kinderen en adolescenten met epilepsie een verhoogd risico hebben op een slechte psychosociale uitkomst op volwassen leeftijd ten opzichte van jongeren met andere chronische aandoeningen. Ook krijgen jongeren met (chronische) epilepsie te maken met een overgang (transitie) van kinderarts naar volwassen gezondheidszorg. Deze overgang verloopt vaak moeizaam en kan zelfs leiden tot discontinuïteit van epilepsiezorg op volwassen leeftijd. Een Epilepsie Transitiepoli lijkt uitkomst te bieden om medische en psychosociale problematiek tijdens de adolescentie tijdig te erkennen en te ondervangen en de overgang naar volwassenenzorg te vergemakkelijken. De multidisciplinaire transitiepoli van Kempenhaeghe bestaat uit een neuroloog, klinisch neuropsycholoog, onderwijskundige en maatschappelijk werker. Dit hoofdstuk beschrijft de achtergrond en veelvoorkomende psychosociale problematiek van jongeren met epilepsie, en de unieke werkwijze van de epilepsie transitiepoli in Kempenhaeghe.
Demyeliniserende polyneuropathieën Lees meer over Demyeliniserende polyneuropathieën Demyeliniserende polyneuropathieën
Verworven demyeliniserende polyneuropathieën zijn vaak immuungemedieerd en behandelbaar. Het vlot stellen van de diagnose is dan ook belangrijk. Deze polyneuropathieën verschillen qua klinische presentatie, beloop, ernst en bevindingen bij aanvullend onderzoek. Ook de behandelmogelijkheden verschillen. Het EMG wordt gebruikt om demyelinisatie aan te tonen en de verdeling van de afwijkingen in kaart te brengen. Het aantonen van tekenen van demyelinisatie op het EMG kan lastig zijn en een correcte interpretatie kan worden beïnvloed door technische en fysiologische factoren. Het is belangrijk dit te onderkennen. In dit artikel komen de meest voorkomende oorzaken van verworven demyeliniserende polyneuropathieën, de differentiële diagnosen, klinische symptomen, diagnostische mogelijkheden en behandelopties aan de orde.
Zenuwechografie Lees meer over Zenuwechografie Zenuwechografie
Hogeresolutie-echografie is een breed beschikbaar en niet-invasief diagnostisch instrument, waarmee erg praktische en klinisch relevante perifere zenuwen zijn te onderzoeken. Het heeft inmiddels een vaste rol bij de diagnostiek van mononeuropathieën, waarbij het deels het EMG kan vervangen (bijvoorbeeld bij CTS) maar ook belangrijke aanvullende informatie geeft ten aanzien van de lokalisatie en aard van de laesie. Dat is bijvoorbeeld mogelijk bij tenosynovitis in het geval van CTS, bij een ganglion of neurinoom (in geval van een ulnaropathie of peroneusneuropathie) of bij een relatie met callusvorming na botfractuur. Daarnaast biedt het de mogelijkheid tot snellere diagnose van axonotmesis/neurotmesis bij traumatisch zenuwletsel of iatrogeen letsel (o.a. relatie met schroef- en/of plaatmateriaal). Voorts lijkt er een belangrijke diagnostische rol te zijn weggelegd bij verdenking op een inflammatoire neuropathie, zoals bij chronisch inflammatoire demyeliniserende polyneuropathie (CIDP) en multifocale motorische neuropathie (MMN). Mogelijk kan echografie in de nabije toekomst ook bij screening worden ingezet voor kinderen of familieleden van patiënten met een erfelijke neuropathie. Tot slot leent de echografie zich ook als hulpmiddel bij interventies, zoals lokale injecties met medicatie of technisch lastige lumbaalpuncties.
Een patiënte met een progressieve loopstoornis en een massa in het mediastinum Lees meer over Een patiënte met een progressieve loopstoornis en een massa in het mediastinum Een patiënte met een progressieve loopstoornis en een massa in het mediastinum
Neurologische paraneoplastische syndromen bij melanomen zijn zeldzaam. Gezien het gemeenschappelijke voorkomen van vergelijkbare oppervlakteantigenen bij de melanocyt en de schwanncell verdient de mogelijke relatie tussen patiënten met een melanoom in de voorgeschiedenis en perifere zenuwuitval of een polyneuropathie extra aandacht. Tijdige herkenning en behandeling kunnen bepalend zijn voor zowel de prognose van het melanoom als het herstel van de polyneuropathie.
Korte berichten Lees meer over Korte berichten Korte berichten
Anti-epileptica stoppen? Uitkomsten van intracerebrale hematomen bij NOAC’s en vitamine K-antagonisten vergeleken
Intraveneus immunoglobuline (IVIg) bij patiënten met immuungemedieerde neuromusculaire ziekten Lees meer over Intraveneus immunoglobuline (IVIg) bij patiënten met immuungemedieerde neuromusculaire ziekten Intraveneus immunoglobuline (IVIg) bij patiënten met immuungemedieerde neuromusculaire ziekten
Intraveneus immuunglobuline (IVIg) wordt gebruikt bij de behandeling van immuungemedieerde neuromusculaire aandoeningen. De bekendste indicatie is de behandeling van immuungemedieerde neuropathieën (Guillain-Barré-syndroom (GBS), chronische inflammatoire demyeliniserende polyneuropathie (CIDP) en multifocale motore neuropathie (MMN)). Hiervoor is de effectiviteit van IVIg vertuigend aangetoond. IVIg is ook bewezen effectief bij de behandeling van myasthenia gravis en dermatomyositis en waarschijnlijk effectief bij polymyositis en stiff-person syndrome. IVIg bevat een breed spectrum aan humane antistoffen. De precieze werking is onbekend maar IVIg heeft een scala aan aangrijpingspunten in zowel het aangeboren als het adaptieve immuunsysteem. De standaard begindosering is 0,4 gram/kg gedurende 5 dagen. Bijwerkingen kunnen gerelateerd zijn aan de infusiesnelheid, ernstige bijwerkingen zijn zeldzaam. Het effect van de behandeling moet na twee à drie weken worden geëvalueerd, conform de eliminatiehalfwaardetijd van IVIg (gemiddeld 21 dagen). Gebruik hierbij goede objectiveerbare uitkomstmaten. Als een onderhoudsbehandeling nodig is bij CIDP moet bij goed effect na vier tot zes maanden worden gekeken of de IVIg-dosering kan worden afgebouwd.