Perioperatieve hypotensie
Hypotensie rondom een operatieve ingreep is gerelateerd aan meerdere problemen, zowel tijdens als na de operatie. Het komt vaak voor, het vergroot de kans op cardiale en renale complicaties en is daarnaast zelfs geassocieerd met overlijden. Er is geen vaste definitie van perioperatieve hypotensie, wat het daadwerkelijk weergeven van de incidentie lastig maakt. De onderliggende oorzaak is leidend in de aanpak van perioperatieve hypotensie, samen met de comorbiditeit van de patiënt. In het zenuwstelsel bevinden zich verschillende receptoren die ervoor zorgen dat bloedvaten vernauwen of verwijden en er zijn receptoren die effect hebben op de hartfrequentie en geleiding door het hart. Deze receptoren worden alfareceptoren, bètareceptoren en dopaminereceptoren genoemd. Medicatie die beschikbaar is voor de behandeling van hypotensie, is onder te verdelen in verschillende groepen. Deze groepen bestaan uit alfa-agonisten, bèta-agonisten, een combinatie van alfa- en bèta-agonisten, fosfodiësteraseremmers en calciumsensitisers. Elk middel heeft zijn eigen werkingsmechanisme, en uiteraard bijbehorende voor- en nadelen in het gebruik.
Leerdoelen
Na het bestuderen van deze collectie:
- kent u het belang van de behandeling van perioperatieve hypotensie
- weet u wat het werkingsmechanisme is van verschillende alfa- en bèta-agonisten
- kunt u voor de behandeling van perioperatieve hypotensie een gefundeerde keuze maken uit de beschikbare vasopressoren en inotropica