Wanneer is borstvoeding veilig in de perioperatieve setting?
Adviezen voor het geven van borstvoeding na algehele anesthesie zijn essentieel. Zij vormen een belangrijk onderdeel van medicatieveiligheid waarbij extra aandacht uitgaat naar de pasgeborene. In dit artikel kijken we naar de fysiologie van moedermelk en de invloed van verschillende anesthesietechnieken op de aanmaak van moedermelk. Daarna worden voor de verschillende groepen anesthesiemedicatie specifieke adviezen gegeven. Deze adviezen zijn soms gebaseerd op farmacokinetische gegevens of klinische studies en komen daarmee niet overeen met de informatie van de fabrikant. Adviezen van het Nederlandse meld- en kenniscentrum voor bijwerkingen van geneesmiddelen Bijwerkingencentrum Lareb waren daarbij leidend. De volgende medicamenten zijn af te raden bij borstvoeding: codeïne, oxycodon, acetylsalicylzuur, diazepam, jodium, clemastine, cocaïne en methylergometrine. Meestal is er voor deze middelen een goed alternatief voorhanden. Ook de niet-obstetrische chirurgie en de IC-opname krijgen aandacht.
Leerdoelen
Na het bestuderen van deze collectie:
- ken je de nuances rondom adviezen van fabrikanten en weet je dat er een gebrek is aan klinische studies
- weet je wanneer medicatie overgaat in de moedermelk en kun je advies geven aan de moeder omtrent het geven van borstvoeding na toediening van de meest gebruikte perioperatieve medicatie
- ben je in staat de juiste bronnen te raadplegen over medicatie en moedermelk