Congenitale hartafwijkingen: cardiale shunts
De langetermijnoverleving van patiënten met een aangeboren hartafwijking is steeds groter geworden, waardoor het aantal volwassenen met een aangeboren hartwijking toeneemt. De meest voorkomende aangeboren hartafwijkingen zijn atriumseptum- en ventrikelseptumdefect. Hierbij bestaat een directe verbinding tussen de linker- en rechterharthelft en ontstaat een niet-normale bloedstroom, shunt. De hoeveelheid en richting van de shunt is afhankelijk van de grootte van het defect, het verschil in druk aan weerszijden van het defect en het verschil in weerstand tussen de pulmonale en systemische circulatie. Pathofysiologische veranderingen van het hart en de pulmonale circulatie is afhankelijk van de lokalisatie (atriale of ventriculaire septum) en grootte van het defect (restrictief of niet-restrictief). Bij het anesthesiologisch management van patiënten met een cardiale shunt is het belangrijk áltijd luchtvrij te werken bij het aansluiten van infuussystemen en toedienen van medicatie. Bij patiënten met hemodynamisch belangrijke shunts is het verstandig dat een ervaren anesthesiologisch team betrokken is.
Leerdoelen
Na het bestuderen van deze collectie:
- heb je kennis gekregen van het beloop van de foetale circulatie en de veranderingen na de geboorte
- heb je inzicht gekregen in de pathofysiologie van intracardiaal gelegen shunts
- heb je kennis gekregen van de symptomen, diagnostiek en behandelmogelijkheden van intracardiaal gelegen shunts
- heb je inzicht gekregen in de anesthesiologische aandachtspunten van patiënten met intracardiaal gelegen shunts