Nervus
Praktijkgerichte nascholing over neurologie
Een hoogwaardig Nederlandstalig nascholingstijdschrift in combinatie met een toegankelijk digitaal kennisplatform geaccrediteerd door de NVN, NVvN en VSR.
Alle collecties van Nervus
Gesorteerd op nieuw - oud
Cardiale betrokkenheid is een frequent voorkomende complicatie van erfelijke of verworven neuromusculaire aandoeningen
Patiënten met een herseninfarct door een cardiale emboliebron hebben vaker ernstigere symptomen, een hogere kans op een recidief herseninfarct en een slechtere functionele uitkomst dan patiënten met een herseninfarct door een andere oorzaak. Deze patiëntengroep heeft doorgaans een indicatie voor anticoagulantia in plaats van trombocytenaggregatieremmers. De huidige diagnostiek naar een cardiale emboliebron in Nederland bestaat uit een ECG, ritmemonitoring en cardiale beeldvorming middels transthoracale echografie. In de praktijk wordt de echo regelmatig niet, of pas dagen tot weken na het herseninfarct verricht met een groot risico op een diagnostisch delay. Een CT-scan van het hart als onderdeel van het acute scanprotocol is een modaliteit die kan leiden tot snellere en betere detectie van een cardiale emboliebron. Wereldwijd groeit het aantal ziekenhuizen dat CT-hart implementeert in hun acute scanprotocol. Met de toenemende ervaring kan de waarde van de CT-hart steeds beter ingeschat worden en lijkt het een veelbelovende modaliteit voor het optimaliseren van de beroertezorg. Er moeten echter nog stappen worden ondernomen om de waarde te evalueren in het kader van value-based healthcare, zoals het minimaliseren van scantijden en het scholen van zorgpersoneel.
Cardiale complicaties na een aneurysmale subarachnoïdale bloeding (SAB) komen vaak voor en hebben een negatieve invloed op de prognose. Ze kunnen zich manifesteren als ECG-veranderingen, verhoogde cardiale biomarkers (troponine T en NT-proBNP), of een verminderde systolische linkerventrikelfunctie. Deze complicaties worden waarschijnlijk veroorzaakt door verhoogde sympathische activiteit en catecholamineafgifte, wat kan leiden tot een stress-cardiomyopathie, ook wel bekend als een takotsubo-cardiomyopathie. Met name de linkerventrikeldisfunctie heeft een associatie met verminderde cerebrale perfusie en secundaire cerebrale ischemie, mogelijk door een verminderde cerebrale perfusiedruk. Het herkennen en adequaat behandelen van deze complicaties is van belang voor het verbeteren van de prognose van patiënten met een SAB.
Er zijn veel cardiale aandoeningen die cerebrale problemen kunnen veroorzaken, eigenlijk te veel om op te noemen. Denk onder andere aan embolieën of anoxie na een hartstilstand. Omgekeerd zijn er ook cerebrale aandoeningen met mogelijke cardiale gevolgen. Zie bijvoorbeeld de artikelen over de cardiale effecten van een subarachnoïdale bloeding of de cardiale bijwerkingen van anti-epileptica in dit nummer van Nervus.
Neurologische complicaties die voorkomen tijdens en na openhartoperaties dragen significant bij aan morbiditeit en mortaliteit. De complicaties die in dit artikel besproken worden zijn herseninfarct en encefalopathie. Perioperatieve herseninfarcten kunnen ontstaan door hypoperfusie of embolieën. De directe relatie tussen openhartoperaties en het ontstaan van cognitieve stoornissen is mogelijk minder groot dan gedacht. Zo kunnen patiënten met coronairlijden zónder een openhartoperatie een vergelijkbare cognitieve achteruitgang laten zien. Middels preoperatieve screening en intraoperatieve neuromonitoring kan getracht worden om het risico op neurologische complicaties te verlagen. Beschikbare methodes zijn duplex carotiden, transcraniële duplex, CT-A, en – tijdens de ingreep – transcraniële doppler, bispectrale index en ‘near-infrared’-spectroscopie. Voor de verschillende methoden van neuromonitoring ontbreekt vooralsnog echter goede wetenschappelijke onderbouwing, waardoor de uiteindelijk besluitvorming voor of tegen een chirurgische interventie en de gebruikte methode grotendeels gebaseerd is op expert opinion.
Het gebruik van anti-aanvalsmedicatie voor de behandeling van epilepsie kan leiden tot verschillende soorten cardiovasculaire complicaties. Natriumkanaalblokkers kunnen ritme- of geleidingstoornissen veroorzaken of doen toenemen. ECG-diagnostiek vóór en na het starten met deze medicijnen is in specifieke gevallen geïndiceerd. Het gebruik van bloedverdunners vereist extra aandacht bij het behandelen van patiënten met epilepsie vanwege mogelijke interacties met anti-aanvalsmedicatie. Enzyminducerende anti-aanvalsmedicatie kan op de langere termijn leiden tot een ongunstige cholesterol- en lipidenhuidhouding. Ook kan anti-aanvalsmedicatie, in het bijzonder valproaat, bijdragen aan gewichtstoename wat leidt tot een ongunstiger cardiovasculair profiel. Het advies is om anti-aanvalsmedicatie met enzyminducerende en -inhiberende eigenschappen alleen in te zetten als gebruik van medicatie zonder deze eigenschappen niet mogelijk is en te overleggen met de (behandelend) cardioloog bij zorgen over interacties en/of ritme- of geleidingstoornissen.