Epicrania fugax
De Spaanse neuroloog Juan Pareja stelde in 2003 voor om een groep hoofdpijnsyndromen ‘epicranial headaches’, of ‘epicranias’ te noemen, omdat ze ogenschijnlijk veroorzaakt werden door aandoeningen van oppervlakkige of extracraniële structuren en daarom als ‘epi’ (‘bij’ in het Grieks) beschouwd moesten worden.1 Als voorbeelden van dergelijke epicranias gaf hij nummular headache (‘munthoofdpijn’) en enkele oppervlakkige neuralgieën (zoals n. supraorbitalis- en occipitalis-neuralgie). Het belangrijkste kenmerk van deze syndromen was voor hem dat de pijn zich beperkte tot een afgegrensd gebied op de schedel of in het aangezicht. In 2008 beschreef hij tien patiënten met strikt eenzijdige aanvallen van schietende pijn, vanuit een klein gebied op het achterhoofd of bij de slaap naar oog of neus in een lineair of zigzagtraject.2 Hij beschouwde dit als een nieuw hoofdpijnsyndroom in de groep van de epicranias en noemde het ‘epicrania fugax’ vanwege het schietende en paroxismale karakter.