Systemische antifungale middelen
Bij een toenemend aantal immuungecompromitteerde kinderen en de medebehandeling van kinderoncologische patiënten in shared care-centra worden schimmel- en gistinfecties niet meer alleen in academische centra gezien en behandeld. Kennis van systemische antifungale middelen is dan ook voor steeds meer behandelaars relevant. In dit artikel bespreken wij de belangrijkste eigenschappen van de drie groepen systemische antifungale middelen: azolen, polyenen en echinocandinen. Aangrijpingspunt in de schimmelgroei, activiteit tegen de verschillende schimmels en gisten, individuele verschillen tussen middelen binnen een groep en relevante bijwerkingen komen daarbij aan bod. De behandeling van systemische schimmelinfecties blijft gespecialiseerde zorg die in nauw overleg met de kinderarts infectieziekten, arts-medisch microbioloog en ziekenhuisapotheker zal moeten worden vormgegeven.