Allergische rinoconjunctivitis
Bijna 1 op de 5 kinderen heeft allergische rinitis (AR), al of niet in combinatie met astma. De allergische klachten van de bovenste en onderste luchtwegen vormen een functionele eenheid, zowel klinisch, pathofysiologisch en diagnostisch als therapeutisch. Ook allergische oogklachten horen hierbij. AR heeft grote impact op lichamelijke beperkingen van kinderen door de allergische klachten en op de kwaliteit van leven. Met de juiste anamnese, lichamelijk onderzoek en aanvullend onderzoek kan de diagnose AR worden gesteld en de ernst van de ziekte bepaald zodat behandeld kan worden met symptomatische therapie en eventueel ook allergeenimmunotherapie (AIT). De huidige stand van zaken rond de therapie bij AR met of zonder astma wordt in dit artikel beschreven.
Leerdoelen
Na het bestuderen van deze collectie:
- weet u dat inhalatieallergie veel en ook steeds vaker voorkomt en dat de ernst van de klachten en de invloed daarvan op de kwaliteit van leven vaak worden onderschat
- kent u de klachten van de bovenste en onderste luchtwegen bij allergische rinitis en het concept van ‘verenigde luchtwegaandoeningen'
- kent u de classificatie, (differentiaal)diagnose en pathofysiologie van allergische rinitis
- kunt u de verschillende behandelopties voor allergische rinitis benoemen
- kent u de voorwaarden voor het starten met allergeenimmunotherapie (AIT)