Geneesmiddelenallergie
Bij minder dan 10% van de ongewenste reacties op geneesmiddelen (org) gaat het om een allergie. Hoewel allergie voor antibiotica het vaakst voorkomt, gaat het in de meerderheid van de org niet om allergie. Bij org moet eerst met behulp van een zorgvuldige anamnese worden vastgesteld of het om een allergie zou kunnen gaan. Als een allergie waarschijnlijk is, kan op grond van de anamnese worden bepaald of het gaat om een type-I of een type-IV-reactie volgens Gell en Coombs. Huidtests, zowel percutaan als intracutaan, kunnen positief zijn bij een type-I-reactie. Bij dergelijke reacties moet het betreffende geneesmiddel verder worden vermeden. Als er geen alternatief voorhanden is, behoort desensibilisatie soms tot de mogelijkheden. Bij een verdachte anamnese en negatieve huidtests kan een provocatietest op een dagbehandeling in aanwezigheid van ervaren personeel een geneesmiddelenallergie definitief uitsluiten. Ook kan met huidtests en een provocatietest een alternatief voor het betreffende antibioticum worden gezocht. Absolute contraindicaties voor het opnieuw voorschrijven van een antibioticum zijn reacties van de typen i, ii en iii, ‘x’ en de ernstige reacties van type IV. Bij een maculopapuleus exantheem tijdens antibioticagebruik kan het exantheem ook het gevolg zijn van de onderliggende infectieziekte. Een mild maculopapuleus exantheem zonder oedeem is daarom geen harde contraindicatie om het medicament niet meer voor te schrijven. Een ernstige gegeneraliseerde huiduitslag met oedeem is dat wél.
Leerdoelen
Na het bestuderen van deze collectie:
- onderscheid maken tussen de verschillende vormen van ongewenste reacties na inname van geneesmiddelen
- wat de prevalentie is van geneesmiddelenallergie
- de verschillende vormen van geneesmiddelenallergie onderscheiden
- een plan van aanpak maken voor geneesmiddelenallergie
- wat de sleutelreferenties zijn op het gebied van geneesmiddelenallergie