Impact van gezondheid en voeding in het vroege leven
De barkerhypothese, waarin wordt verondersteld dat de prenatale voedingstoestand en de voedingstoestand in het eerste levensjaar het risico op cardiovasculaire aandoeningen op latere leeftijd beïnvloeden, heeft geleid tot een nieuwe wetenschappelijke en maatschappelijke benadering van ziekten later in het leven. Men veronderstelt dat de associaties tussen pre- en postnatale omgevingsinvloeden en chronische ziekten verband houden met het aanpassingsvermogen van de structuur en functie van orgaansystemen via epigenetische mechanismen, om zo de overlevingskansen van de vrucht op dat moment te vergroten terwijl de kans op gezondheidsrisico’s later in het leven erdoor toeneemt. Het is van groot belang om bij het onderzoek naar de rol van voeding bij de ontwikkeling van ziekten op de volwassen leeftijd niet alleen te letten op het voorkómen van een gestoorde metabole ontwikkeling op latere leeftijd, maar ook op mogelijke beperking en tijdige bijstelling daarvan. Dit mag echter geen afbreuk doen aan de huidige preventiecampagnes, bijvoorbeeld rond levensstijl en fysieke activiteit, die de incidentie van cardiometabole aandoeningen verder zullen moeten blijven terugdringen.
Leerdoelen
Na het bestuderen van deze collectie:
- kent u de hypothese rond de foetale oorsprong van gezondheid en ziekte
- kent u het begrip programmering
- kent u de late gevolgen van (her)programmering
- hebt u een visie ontwikkeld op het belang van postnatale (onder)voeding bij prematuren
- hebt u een visie ontwikkeld op de implicaties hiervan voor de praktijk en voor het onderzoek op de lange termijn