‘De puberteit is een levensfase die we niet moeten pathologiseren’
Samenvatting van het interview met Robert Vermeiren Prof. dr. Robert Vermeiren (Gent, 1968) is hoogleraar kinder- en jeugdpsychiatrie en directeur patiëntenzorg van Curium-LUMC. Ook is hij hoofdonderzoeker bij de Parnassia Groep, waar zijn focus uitgaat naar ontwikkelingspsychopathologie van gedragsproblemen bij jongeren. Vermeiren is daarnaast hoofdredacteur van tijdschrift de Psychiater, lid van het Kenniscentrum Kinder- en Jeugdpsychiatrie en bestuurslid van de afdeling kinder- en jeugdpsychiatrie van de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP). Dr. Hans Rohlof is redactielid van PsyXpert en psychiater bij GGZ Transparant en GGZ Integraal in Leiden. Hij ging voor PsyXpert 2022-1 met Vermeiren in gesprek. Rohlof opent het interview met een vraag naar de groeiende aandacht die er recent is voor diagnostiek bij kinderen en jeugd. Vermeiren vindt dat hieraan zowel een positieve als een negatieve kant zit. ‘Het is positief omdat we weten dat het merendeel van psychische stoornissen van volwassenen al in de jeugd begint. Veel voortekenen zien we echter al in de leeftijd van 14 tot 16 jaar. In die zin is het goed om al heel vroeg te kijken wat er bij kinderen speelt. NVvP-voorzitter Elnathan Prinsen noemde recent nog op televisie dat daar in de coronapandemie meer aandacht voor zou moeten zijn. Ook is er groeiende aandacht voor levensgebeurtenissen. We kijken welke ervaringen blijven hangen, zodat we dat tijdig kunnen kanaliseren.’ De negatieve kant ziet hij echter ook. ‘De voorbije jaren is gebleken dat we te snel problemen bij kinderen kunnen gaan zien en te snel medicaliseren. Daar doen we niet altijd goed aan. Jongeren krijgen een stigma: hun toekomst wordt belemmerd omdat ze te snel de hulpverlening in gaan. Daar moeten we meer aandacht voor hebben en meer onderzoek naar doen,’ aldus Vermeiren. Accurate hulp Moeten we jongeren dan minder hulp geven, vraagt Rohlof zich af. Vermeiren: ‘Nee, de hulp moet accurater. Het onderzoek moet zich erop richten hoe we de jongeren die risico lopen eruit kunnen pikken, zonder dat we doorslaan en een te grote groep jongeren, die geen problemen krijgen, gaan pathologiseren. De periode van de puberteit is sowieso een periode van domme dingen doen of in de put zitten. Die gewone levensfases mogen we absoluut niet pathologiseren. Dat is ook een van de redenen dat ik geen voorstander ben van het vervroegen van de leeftijd voor het stellen van persoonlijkheidsstoornissen. Ik durf wel te zeggen dat het merendeel van de post-pubers of adolescenten symptomen vertoont die horen bij een persoonlijkheidsstoornis. Denk bijvoorbeeld aan wisselende stemmingen en onberekenbaar gedrag; dat moeten we niet pathologiseren.’ RCT’s bij kinderen De hoogleraar laat in het interview verder weten het niet zo op te hebben met RCT’s bij kinderen. Vermeiren: ‘RCT’s zijn heel belangrijk om te kijken of iets werkzaam is. Zeker bij medicatie zijn ze cruciaal bij de bewijsvoering. Maar tegelijkertijd vind ik dat RCT’s overgewaardeerd worden: heel veel zaken zijn niet met RCT’s te onderzoeken. Als we het veld vooruit willen helpen, moeten we meer designs hebben die in de praktijk mogelijk zijn. Mogelijk zijn die qua bewijsvoering niet nummer één, maar dat neemt niet weg dat we er heel veel van kunnen leren.’ Vermeiren haalt het onderzoek naar de inzet van ervaringsdeskundigen bij Curium aan. ‘Nu doen we dat nog kwalitatief, maar uiteindelijk wil je daar ook effectiviteitsonderzoek naar doen. Vertel mij maar eens hoe je dat in een RCT gaat stoppen. Randomiseer je jongeren of ervaringsdeskundigen? Dat is niet eenduidig, omdat wij deze profielen zorgvuldig aan elkaar matchen. Verder heb je voor een RCT groepen van voldoende grootte nodig. En bij een RCT wordt uitgegaan van een aantal vaste uitkomstmaten. Maar wij zetten ervaringsdeskundigen juist in bij de meest complexe gevallen die allemaal een ander perspectief hebben: voor de een is dat genezing, voor de ander stabiliteit. Kortom; er is sprake van zo’n grote men