"Bekijk per sekse wat optimale diagnostiek en behandeling is"
Samenvatting van het interview met Iris Sommer Prof. dr. Iris Sommer is hoogleraar psychiatrie aan het Universitair Medisch Centrum Groningen. Sommer studeerde geneeskunde in Amsterdam en volksgezondheid in Maastricht. Ze promoveerde cum laude aan de Universiteit Utrecht op taalverwerking bij mensen met schizofrenie. In 2011 werd ze benoemd tot hoogleraar psychiatrie aan het Universitair Medisch Centrum Utrecht, waar ze de Stemmenpoli startte. Ze ontving in oktober 2022 de Huibregtsenprijs voor Wetenschap en Maatschappij voor haar onderzoek naar ongelijke medische behandeling van mannen en vrouwen. Sommer publiceerde ook meerdere populaire wetenschapsboeken, waaronder Het vrouwenbrein en Haperende hersenen. Haar meest recente boek is een kookboek: Voed je brein. Voor PsyXpert 2023-1 werd zij geïnterviewd door redactielid Mihri Heval Özgen. Zij is psychiater bij Parnassia Groep en universitair docent bij Curium (LUMC). Ze studeerde geneeskunde in Turkije en Nederland. Sommer ziet het winnen van de Huibregtsenprijs vooral als een erkenning voor haar werk. “We zijn begonnen met antipsychotica, en hebben gekeken naar nut en noodzaak van seksesensitieve dosering en de keuze voor medicamenten. Daarnaast hebben we breder gekeken: wat is er überhaupt aan behandeling en psychodiagnostiek voor psychose nodig om vrouwen goed tot hun recht te laten komen?” In eerste instantie schrok Sommer behoorlijk dat dit onderzoek anno 2022 nog niet gedaan was. “Wij zagen namelijk enorme evidentie. Daarom ben ik blij dat daar nu meer erkenning voor komt.” Per sekse kijken Sommer: “Het is inmiddels wel duidelijk dat het geen goed idee is om mannen en vrouwen gelijk te behandelen, dat geldt in ieder geval voor psychose. We zijn nu ook gestart met het kijken naar depressie: eerst naar farmacologie en farmacokinetiek. Daarbij zien we nu al een aantal principes terug die we ook bij de antipsychotica zagen. Het is dus breder dan alleen psychoses. Ik denk dat het niet specifiek is voor de psychiatrie. Voor de hele geneeskunde is het belangrijk om te kijken wat de optimale diagnostiek en behandeling is per sekse. Vaak is dat voor vrouwen minder bekend dan voor mannen. Maar soms is het ook andersom, denk bijvoorbeeld aan botontkalking. Meestal zijn het de vrouwen bij wie het onderzoek minder evidence-based is. Een goed voorbeeld zijn de depotpreparaten van antipsychotica. Die zijn vetoplosbaar. Daarvoor geldt een van de grote verschillen tussen mannen en vrouwen: vrouwen hebben meer vetweefsel en een kleiner bloedvolume. Het ligt dus voor de hand dat depotpreparaten bij vrouwen veel langer blijven werken, omdat deze in het vetweefsel stapelen.” Steekproefgrootte Heval Özgen en Sommer verbazen zich er beiden over dat hiernaar nooit onderzoek is gedaan. Sommer: “Er zijn honderden onderzoeken gedaan naar deze preparaten, maar slechts in drie gevallen is gekeken naar de verschillen tussen mannen en vrouwen. Deze drie waren echter underpowered voor de vrouwen. Dat gebeurt vaker. Als je vrouwen echt goed wilt bestuderen, moet je zorgen dat er voldoende vrouwen deelnemen aan je onderzoek. En dat is niet gemakkelijk, want vrouwen zijn minder snel geneigd mee te doen aan onderzoek. Vervolgens moet je ook een voldoende grote steekproef hebben. Dat gebeurt heel zelden, want dat maakt het onderzoek duurder. Eigenlijk wil je ook nog onderscheid maken tussen pre- en postmenopauzale vrouwen, waardoor je steekproef nóg groter moet zijn. Sekseverschillen hangen vaak samen met geslachtshormonen, vooral als je kijkt naar de farmacokinetiek en -dynamiek. Oestrogeen kan als inhibitor en als inductor werken. Door de menopauze, maar ook door zwangerschap of de anticonceptiepil, verandert de farmacokinetiek wezenlijk. Van de farmacodynamiek weten we iets minder, maar waarschijnlijk verandert deze ook onder invloed van oestrogeen. Dat zijn relevante verschillen. Het is geen rocket science. Maar we moeten er wel mee beginnen, onder meer door er geld voor uit te trekken.” Winst te