'Gebruik ROM om behandeluitkomsten te verbeteren'
'Gebruik ROM om de behandeluitkomsten te verbeteren’ Samenvatting van het interview met Kim de Jong Kim de Jong is universitair docent aan de Universiteit Leiden en bestuurslid bij de VGCt. De Jong is met name bekend vanwege haar onderzoek naar de effectiviteit van patient monitoring en patient feedback binnen de context van psychotherapie. De laatste jaren houdt zij zich bezig met de vraag hoe de uitkomsten van psychotherapie verbeterd kunnen worden, vooral hoe therapeuten effectiever en/of efficiënter kunnen behandelen. Daarover sprak ze met Jurrijn Koelen, redactielid van PsyXpert. De Jong promoveerde op de onderwerpen patiënt monitoren en patiënt feedback. Momenteel doet ze een aantal onderzoeken die zich richten op de vraag wat iemand tot een goede therapeut maakt en dan specifiek op de zogenaamde ‘faciliterende interpersoonlijke vaardigheden’. De Jong: “Dat zijn vaardigheden die nodig zijn om een therapiegesprek zodanig vorm te geven dat het verandering stimuleert bij de cliënt. Dat klinkt wellicht nog wat vaag, maar het gaat daarbij om zaken als empathie, warmte, je verbaal goed kunnen uitdrukken, kunnen ingaan op de problemen die de cliënt op tafel legt, maar ook bijvoorbeeld om zaken als rupties in de werkalliantie en hoe je die kunt oplossen in een gesprek.” Facilitative interpersonal skills Recent startte de Jong met onderzoek in Nederland, gebaseerd op Amerikaans onderzoek, naar de zogenaamde facilitative interpersonal skills (FIS-)taak. “Die maakt veel gebruik van complexe therapiesituaties. Therapeuten kijken naar videovignetten waarin zo’n lastige situatie getoond wordt en vervolgens wordt ze gevraagd om te reageren alsof ze zelf de therapeut van die cliënt zijn. Dan betreft het bijvoorbeeld situaties waarin een cliënt zich heel afhankelijk opstelt of heel erg boos wordt. Situaties waarin er veel interpersoonlijke dynamiek is.” In Nederland zijn inmiddels zes therapeuten gemeten. “En mijn onderzoeksteam heeft dit onderzoek eerder al gedaan in ons eigen lab hier op de universiteit met Masterstudenten. Bij die studenten kunnen we het onderzoek niet aan behandeluitkomsten koppelen – want het is uiteindelijk de bedoeling dat we gaan kijken of deze vaardigheden ook daadwerkelijk de behandeluitkomsten voorspellen. Van studenten hebben we die uitkomsten niet, maar we beschikken wel over de cijfers die ze voor de klinische vakken behaald hebben. We hebben dus gekeken of er een samenhang is tussen de score die ze halen op die taak en de cijfers voor de klinische vakken en de stage. Onze eerste voorzichtige analyses laten zien, dat die cijfers inderdaad al voorspellend zijn.” ROM voor betere therapieresultaten De Jong heeft een eigen kijk op hoe ROM gebruikt kant worden om therapieresultaten te verbeteren. “Het begint al bij de frequentie van meten. Dat doen we in Nederland zo laag frequent dat het nauwelijks bruikbaar is om de behandeling te verbeteren. Veel instellingen monitoren eens in de drie maanden. In de kortdurende behandelingen is een substantieel deel van de patiënten binnen die tijdsspanne alweer uit beeld verdwenen. Bij korter durende behandelingen zul je dus veel vaker moeten meten om tijdig te kunnen detecteren dat een behandeling niet de goede kant op gaat, misschien wel elke sessie. Vergelijk bijvoorbeeld twee gerandomiseerde gecontroleerde onderzoeken die ik zelf heb gedaan met ROM; bij het ene onderzoek deden we elke vijf sessies een meting en bij het andere elke sessie. We zien dat de effect sizes veel groter zijn wanneer die elke sessie gemeten worden.” Early change en sudden gains Bij het laatstgenoemde onderzoek hebben we bij de eerste vijftien sessies elke sessie gemeten. Daarna zijn we gestopt, ook omdat uit de wetenschappelijke literatuur blijkt dat, wanneer je die beginfase goed kunt vormgeven, de kansen voor een succesvolle behandeling enorm toenemen. Je ziet het bijvoorbeeld aan zaken als early change; dat is sterk voorspellend voor de uitkomsten van de therapie. En sudden gains is een a