Vermijdingsgedrag, veiligheidsgedrag en veilig gedrag bij exposure in vivo
Exposure in vivo vormt de kern van de cognitief-gedragstherapeutische behandeling van angststoornissen. Recente inzichten tonen aan dat exposure in vivo zijn effectiviteit ontleent aan het creëren van een discrepantie tussen verwachte en daadwerkelijke gebeurtenissen in specifieke (angstaanjagende) situaties. Dit wordt disconfirmatie genoemd. Het optimaliseren van de (kans op) disconfirmatie is de belangrijkste taak van de gedragstherapeut bij het werken met exposure in vivo. Naast vele andere aspecten lijkt de rol van veiligheidsgedrag daarbij essentieel. In dit artikel wordt ingegaan op de wetenschappelijke stand van zaken op dit gebied en wordt een aantal praktische, voorlopige handvatten gegeven voor het onderscheiden en hanteren van veiligheidsgedrag.
Leerdoelen
Na het bestuderen van deze collectie:
- wat de theoretische verklaring is voor het werkingsmechanisme van angstconditionering en exposure in vivo bij angststoornissen
- welke veiligheidsgedragingen bij verschillende angststoornissen en exposure een rol kunnen spelen
- welke veiligheidsgedragingen bij de patiënt een rol spelen
- of u de patiënt kunt toestaan bepaalde veiligheidsgedragingen uit te voeren tijdens exposure