'Het belangrijkste voor therapeuten lijkt me dat je moet weten hoe je verandering bereikt'
‘Het belangrijkste voor therapeuten lijkt me dat je moet weten hoe je verandering bereikt’ Samenvatting van het interview met Kees Korrelboom Prof. dr. Kees Korrelboom is klinisch psycholoog en psychotherapeut. Hij werkt als behandelaar en senior onderzoeker bij de TOPGGz afdeling Angststoornissen van PsyQ Den Haag. Daarnaast is hij als bijzonder hoogleraar verbonden aan Tilburg University. Korrelboom publiceerde over diverse onderwerpen op het gebied van de psychotherapie en dat van de cognitieve gedragstherapie in het bijzonder. Bas van Heycop ten Ham, redactielid van PsyXpert en oud-student van Korrelboom, ging met hem in gesprek. In de samenvatting van dit interview, verschenen in nascholingsmagazine PsyXpert, lichten we Korrelbooms drive voor het vak en zijn huidige onderzoek uit. We sluiten af met advies voor toekomstig onderzoek in zijn vakgebied. Wat is eigenlijk jouw drive in het vak? Ik interesseer mij het meest voor, en voel me het meest aangetrokken tot de behandeling van patiënten die redelijk moeilijk zijn. Dus niet de mensen voor wie een paar gesprekken vaak voldoende zijn om ze weer op de rails te krijgen, maar ook niet de hopeloze gevallen die niet meer in beweging zijn te krijgen. Mij interesseert dus het meest de groep mensen tussen deze twee extremen in. Ik wil dan kijken of je een model kunt formuleren over wat er met die mensen aan de hand is, wat hun problemen veroorzaakt, maar vooral ook in stand houdt, en wat mogelijke wegen zijn om die problemen te doorbreken en te corrigeren. En dat dan vervolgens uit te voeren. Kun je iets vertellen over je huidige onderzoek? Waar gaat dat over? Op dit moment heb ik een drietal onderzoekslijnen lopen. Allereerst houd ik mij bezig met het dual tasking onderzoek. Dat richt zich in eerste instantie op traumaproblematiek. Het is vrij algemeen bekend dat EMDR een effectieve behandelmethode is en dat dat vooral lijkt te werken doordat er een competitie ontstaat in het werkgeheugen tussen enerzijds de traumatische herinnering en anderzijds de afleidende taak. Op dat idee ben ik gaan voortborduren. Ik ben me gaan afvragen of het alleen de omvang van de afleidende taak is die zorgt voor het genezende effect, of dat het ook wat uitmaakt wat de emotionele lading van de afleidende taak is. Het tweede project vind ik zelf ontzettend leuk, ook al is het niet een erg sophisticated studie. Wij zeggen altijd dat behandelingen evidence-based moeten zijn. En dan bedoelen we dat je een protocol moet volgen waarover onderzoek is gedaan, zoals het depressieprotocol, het angstprotocol, enzovoorts. Ik denk ook dat dat heel waardevol is. Maar er is naar mijn idee ook nog een andere body of evidence. Die is weliswaar veel kleiner en bescheidener dan die van evidence-based interventies, maar ze is er wel. En die heeft te maken met de structuur en de samenhang van behandelingen. Dat er een duidelijk doel gesteld moet zijn, dat dat doel ook de leidraad van je behandeling moet zijn, dat er op een gegeven moment duidelijke stopregels moeten zijn, hoe lang ga je nou nog door; dat soort zaken. Daarnaar hebben we gezamenlijk – Edwin de Beurs, die inmiddels hoogleraar in Leiden is, Colin van der Heijden die inmiddels hoogleraar aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam is, en ik als hoogleraar hier in Tilburg – een onderzoek opgezet. We hebben eerst geprobeerd om subsidie te krijgen, wat helaas niet is gelukt, dus nu moeten we het heel low budget, en een beetje rommelig in de praktijk neerzetten. Daarbij hebben we een aantal therapeuten getraind in wat wij het ‘doelgestuurde behandelprincipe’ noemen. We gaan dan onderzoeken of zo’n aanpak beter werkt dan bepaalde controlegroepen. Het is geen gerandomiseerde studie, dus we moeten gebruikmaken van gegevens die er al zijn; we maken gebruik van ROM-gegevens. De derde onderzoekslijn is een uitbreiding van een reeks onderzoeken die ik al gedaan heb. Daar gaat het om een aantal COMET – Competitive Memory Training – studies. We hebben daarvan een aant