Nascholing voor en door zorgprofessionals
Een wereld vol praktijkgerichte (geaccrediteerde) leeroplossingen en vakinformatie. Samen voor goede zorg!
Nascholing voor zorgprofessionals
Gesorteerd op nieuw - oud
De transjugulaire intrahepatische portosystemische shunt (TIPS) om portale hypertensie te verlagen, is een methode die in de jaren zestig toevallig ontdekt is. Inmiddels is het de meest uitgevoerde procedure ter wereld. Het betreft een ingreep uitgevoerd door interventieradiologen in samenwerking met anesthesiologen, waarbij percutaan een verbinding wordt gemaakt tussen de v. hepatica en de v. portae. De patiënten die in aanmerking komen zijn vrijwel altijd een uitdaging op het gebied van hemodynamiek, stolling en peri-procedurele complicaties. In het Erasmus MC te Rotterdam is de afgelopen vijf jaar veel ervaring opgedaan met het toepassen van sedatieanalgesie in plaats van algehele anesthesie. Elke casus moet echter afzonderlijk worden geanalyseerd om tot beste keuze voor het type anesthesie te komen.
Het echogeleid supraclaviculair blok geeft een goede en voorspelbare plexusblokkade met een hoog succespercentage. Verdoving van de plexus brachialis maakt chirurgie mogelijk vanaf de elleboog tot aan de hand. Men moet geschoold zijn in het echogeleid prikken.
Wanneer bij een neonaat een claviculafractuur wordt vermoed, wordt vaak op basis van de bevindingen van het lichamelijk onderzoek een röntgenfoto aangevraagd om de fractuur aan te tonen. Bij het lichamelijk onderzoek wordt gelet op symptomen als het niet spontaan bewegen van de betreffende arm, een asymmetrische mororeflex en het voelen van afwijkingen bij palpatie. Met een positief voorspellende waarde variërend tussen 80 en 100% is het lichamelijk onderzoek een betrouwbaar diagnosticum. Hierna volgt soms ter bevestiging van de bevindingen een röntgenfoto. Na het stellen van de diagnose wordt een conservatief beleid gevoerd waarbij geruststelling van de ouders en comfort voor het kind centraal staan. Wij concluderen dat een röntgenfoto het beleid bij een geïsoleerde claviculafractuur niet zal veranderen en dus achterwege kan worden gelaten.
Aan de hand van een casus wordt het verzekeringsgeneeskundig handelen bij angststoornissen toegelicht. Daarbij gebruiken wij het verzekerings- geneeskundig protocol Angststoornissen. Normale angst is fysiologisch, pathologische angst is dit niet. Pathologische angst is het centrale kenmerk van verschillende angststoornissen die in het protocol worden beschreven. Angststoornissen komen relatief vaak voor en kunnen leiden tot aanzienlijke participatieproblemen.
Het is algemeen bekend dat bij de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling, RIV-beoordeling en het deskundigenoordeel de verzekeringsarts
en de arbeidsdeskundige van het UWV nauw samenwerken. Deze samenwerking komt vrijwel automatisch tot stand. Het belang van een goede en professionele wijze van samenwerken tussen de bedrijfsarts en de arbeidsdeskundige tijdens de eerste twee (of drie) ziektejaren van een werknemer is groot. Alle betrokken partijen, primair werknemer en werkgever, zijn daarbij gebaat. Vanzelf gaat het echter niet. Een goede samenwerking vereist de nodige inspanning waarbij hindernissen moeten worden overwonnen. Het belangrijkste zijn wederzijds respect en open staan voor elkaars visie. Men moet elkaar opzoeken, kennis en informatie delen. Alleen op die manier is synergie tussen de professies mogelijk.
Boulimia nervosa komt vaker voor dan het in de spreekkamer wordt gezien. De levenslange prevalentie wordt in de westerse wereld geschat op 0,9%. De oorzaken van boulimia nervosa zijn multifactorieel. Hierbij spelen genetische, omgevings- en ontwikkelingsfactoren een rol, bij een waarschijnlijk verstoorde cerebrale rijping en hormonale stofwisseling. Om een eetstoornis te kunnen herkennen, dient u uw patiënt open en niet verwijtend te benaderen. De omgeving en het lichamelijk onderzoek kunnen hierbij richting geven. Aanvullend onderzoek is gericht op het uitsluiten van overige oorzaken van eetbuien en purgeren en het vaststellen en monitoren van complicaties van dit gedrag. De behandeling vindt bij voorkeur plaats in een multidisciplinair team, met aandacht voor somatiek en psychiatrische comorbiditeit en met betrekking van het systeem waarin het kind functioneert. Met deze behandeling herstelt 50% van de patiënten.