Nascholing voor en door zorgprofessionals
Een wereld vol praktijkgerichte (geaccrediteerde) leeroplossingen en vakinformatie. Samen voor goede zorg!
Hoe werkt deze Academy?
Nascholing voor zorgprofessionals
Gesorteerd op nieuw - oud
In dit artikel wordt insulinetherapie kort uiteengezet. De absolute indicatie bij DM1 en de meer relatieve indicaties bij DM2 komen aan bod. Ook de verschillende preparaten, de toedieningswijzen en de behandelingsstrategieën worden besproken.

In het verpleeghuis zijn de bewoners meestal ondergebracht op verschillende afdelingen. Iedere afdeling huisvest twintig tot dertig bewoners. Soms zijn de afdelingen ingedeeld naar zorgzwaarte van de bewoners, maar meestal wonen er op een afdeling bewoners met verschillende zorgbehoeften bij elkaar. Wel wordt er vaak een onderscheid gemaakt in psychogeriatrische afdelingen, somatische afdelingen, revalidatie en dagbehandeling.

Schedelhersenletsel bij kinderen is een veelvoorkomende reden voor bezoek aan de spoedeisende hulp. Het gaat hierbij meestal om licht schedelhersenletsel (lsh). Met een ct-scan zijn complicaties doorgaans goed op te sporen. Gezien de kleine kans op ernstig intracranieel letsel en de nadelen van cerebrale ct-scans, ook op lange termijn, is in het routinematig gebruik van de ct-scan echter terughoudendheid gewenst. Het is dus van groot belang om op basis van anamnese en lichamelijk onderzoek de kinderen te selecteren die het grootste risico hebben op ernstig intracranieel letsel, en het verrichten van beeldvormend onderzoek door ct-scan tot deze groep te beperken. In het afgelopen decennium zijn overzichtsartikelen over dit onderwerp verschenen en recent ook prospectieve studies die risicofactoren identificeren. Hieruit vloeien behandelrichtlijnen en beslisregels voort, bijvoorbeeld het Britse chalice-algoritme, en ook is de nieuwe richtlijn van het cbo in ontwikkeling. Validatie van de richtlijnen en beslisregels voor de Nederlandse situatie is de volgende stap. In dit artikel presenteren we de huidige evidence en richtlijnen en een voorbeeld van een stroomdiagram dat hierop is gebaseerd.

Durale puncties worden door meerdere disciplines uitgevoerd voor diagnostiek en behandeling of ten bate van de anesthesie. Een van de risico’s is het optreden van Post Durale Punctie Hoofdpijn. Dit risico kan worden verkleind door zo dun mogelijke atraumatische naalden te gebruiken en een zorgvuldige punctietechniek toe te passen. Introducer terugplaatsen voor terugtrekken valt te overwegen. Bedrust, cafeine en ruim drinken zal het risico niet verminderen. Een goede diagnose zal bepalen of een epidurale bloodpatch noodzakelijk is. Deze peridurale bloedtoediening heeft het hoogste succespercentage. Herhaling van een injectie kan soms noodzakelijk zijn, maar andere hoofdpijnoorzaken dienen wel overdacht of uitgesloten te worden – vooral bij postpartumpatienten.

Landelijk hebben 800.000 mensen problemen met alcohol. Het gaat om misbruik of verslaving. Jaarlijks worden 4.500 patiënten in algemene ziekenhuizen behandeld voor aandoeningen die veroorzaakt zijn door alcohol. Bij nog eens 12.000 patiënten wordt alcoholproblematiek geregistreerd als bijkomende diagnose. Alcohol geeft niet alleen geestelijke maar ook neurologische afhankelijkheid. Een van alcohol afhankelijke patiënt kan ernstige onthoudingsverschijnselen krijgen tijdens een ziekenhuisopname. Er is hierdoor een vergroot risico op delier, insulten, psychose en voortijdig afbreken van de behandeling. Adequate preventie van deze onthoudingsverschijnselen bestaat uit een doortastende anamnese, het herkennen van onthoudingsverschijnselen en goed medicatiebeleid in overleg met artsen. Benzodiazepinen kunnen onthoudingsverschijnselen tegengaan, maar zijn zelf ook weer verslavend. In de omgang met verslaafde patiënten is het belangrijk om te beseffen dat zij vaak op meerdere gebieden slecht functioneren en vooral veel stress ervaren. Verslaafde patiënten zijn tijdens hun opname gebaat bij nieuwsgierigheid, een accepterende houding en het stellen van grenzen.

In de praktijk wordt regelmatig vastgesteld, dat kinderen met een bewezen koemelkeiwitallergie nog allergisch reageren op Nutrilon Pepti, maar niet op Nutramigen. In dit artikel wordt op basis van de beschikbare literatuur de stelling onderbouwd, dat de allergeniciteit van Nutramigen kleiner is dan die van Nutrilon Pepti. Nutrilon Pepti bevat een hoger percentage peptiden groter dan 1500 Da, daarnaast lactose en een hogere concentratie van het allergene bètalactoglobuline in vergelijking met Nutramigen. De moleculaire structuur van het peptide bepaalt of binding van IgE mogelijk is. In dit verband kan verondersteld worden, dat hoe kleiner het peptide, des lager het aantal (conformationele) epitopen en dus hoe lager de IgE-bindingscapaciteit.