Nascholing voor en door zorgprofessionals
Een wereld vol praktijkgerichte (geaccrediteerde) leeroplossingen en vakinformatie. Samen voor goede zorg!
Hoe werkt deze Academy?
Nascholing voor zorgprofessionals
Gesorteerd op nieuw - oud
Gesloten neuralebuisdefecten (occulte spinale dysrafie) worden op zuigelingenleeftijd meestal gediagnosticeerd naar aanleiding van stigmata aan de huid (sinus, abnormale haargroei, pigmentverschuivingen, atrofie), de weke delen (lipomen) langs de wervelkolom, of de wervelkolom zelf. Ze kunnen zich op alle leeftijden manifesteren door klachten van een tethered-cord-syndroom (mictiestoornissen, loopstoornissen, pijnklachten), orthopedische problemen of een meningitis door atypische bacteriële verwekkers. Geïsoleerd voorkomende coccygeale dimples in de bilspleet zijn onschuldig en behoeven geen verdere diagnostiek. Dit geldt ook voor beperkte wervelboogdefecten op lumbosacraal niveau. Bij zuigelingen tot de leeftijd van drie maanden kan echografie een nuttig instrument zijn als screening op een tethered cord. De gouden standaard voor diagnostiek naar spinale dysrafie is echter mri. Het aanvullend onderzoek richt zich daarnaast door middel van anamnese, echografie, mictiecystografie en urodynamisch onderzoek vooral op neurogene blaasfunctiestoornissen als onderdeel en vroeg symptoom van het tethered-cord-syndroom. Over het algemeen geldt dat er pas een indicatie tot operatieve therapie is als er urodynamische functiestoornissen, neurologische uitvalsverschijnselen of pijnklachten aantoonbaar zijn. Daarom is gestructureerde follow-up in afstemming met de kinderneuroloog of neurochirurg en kinderuroloog belangrijk.

Kindermishandeling komt vaker voor dan de meeste mensen denken. Per jaar komen naar schatting tientallen kinderen om het leven door mishandeling.
Kindermishandeling wordt door de omgeving (en door artsen en verpleegkundigen) onvoldoende herkend, waardoor de kinderen een verhoogde kans lopen op blijvend letsel en op latere leeftijd psychisch in de problemen kunnen komen.

Als langdurige sondevoeding nodig is, biedt toediening van de voeding via een gastrostoma vaak meer comfort voor de patiënt dan toediening via een neus-maagsonde. Bij de gastrostomie wordt een rechtstreekse toegang tot de maag gecreëerd, door de buikwand heen. Percutane endoscopische gastrostomie (peg) door middel van de pull-techniek is nu de meest gebruikte gastrostomieprocedure bij kinderen. De sonde wordt gefixeerd door enerzijds een eindstandig plaatje of een parapluof paddenstoelvormig uiteinde in de maag en anderzijds een plaatje op de huid. Vanaf zes weken na plaatsing is het fistelkanaal voldoende gevormd, zodat dan desgewenst een vervangende ballonsonde of knopsonde (button) kan worden geplaatst. Wondinfectie, granulatieweefsel rond het stoma, dislocatie van de inwendige fixatie en erosies van het maagslijmvlies zijn de meest frequent voorkomende complicaties van de peg. Vastgroeien van het binnenplaatje en gastrocolische fistels zijn zeldzaam. Voorzorgen tijdens de plaatsing en goede stomazorg zijn van belang voor de preventie van deze complicaties.

Voor een belangrijke afname van sterfte en secundaire restschade bij vitaal bedreigde kinderen zijn vroegtijdige herkenning en primaire behandeling van respiratoir, circulatoir of centraal neurologisch falen van essentieel belang. Om dit te standaardiseren, zijn internationale richtlijnen (advanced paediatric life support, APLS) opgesteld. In Nederland organiseert de Stichting Spoedeisende Hulp bij Kinderen cursussen over de herkenning en opvang van vitaal bedreigde kinderen voor verpleegkundigen en medici. In dit overzichtsartikel wordt een samenvatting gegeven van de op dit moment toegepaste richtlijn.

Kennis van niet-epileptische, aanvalsgewijze bewegingspatronen is essentieel om overdiagnostiek van epilepsie en onnodige behandeling daarvan te voorkomen. De bewegingspatronen zijn divers, er zijn verschillen in provocatie, in dagritme en in verschijningsvormen. Bewustzijnsverlies treedt zelden op maar er is wel vaak een zekere mate van bewustzijnsverenging. De belangrijkste differentiële diagnose is vanzelfsprekend epilepsie. De beelden werken verwarring met epilepsie in de hand door hun klinische presentatie, aanvalsgewijze voorkomen en aanvalsvrije periodes. Soms lijken deze bewegingspatronen, net als epilepsie, uitgelokt door specifieke situaties. In dit artikel wordt een overzicht gegeven van niet-epileptische aanvalsgewijze bewegingsafwijkingen bij kinderen. Duidelijk zal worden dat een goede anamnese, met nauwkeurige analyse van de klinische verschijnselen van de paroxismen en de omstandigheden waaronder de gebeurtenissen optreden, de belangrijkste sleutel is voor de diagnose, en dat aanvullend onderzoek vooral bestaat uit (een combinatie van) videoregistratie van een aanval en eeg.

Van de patiënten in het ziekenhuis krijgt 80-90% een infuus. Veel van deze infusen worden door verpleegkundigen ingebracht. Het is belangrijk dat het inbrengen van een infuusnaald goed en zorgvuldig gebeurt. De belangrijkste complicatie na het inbrengen van een infuus is flebitis, een pijnlijke en gevaarlijke aandoening.