Praktische Pediatrie
Praktijkgerichte nascholing voor kinderartsen
Een hoogwaardig Nederlandstalig nascholingstijdschrift in combinatie met een toegankelijk digitaal kennisplatform geaccrediteerd door de NVK. VSR is in aanvraag.
Wil je toegang tot alle artikelen, video's en nascholing van Praktische Pediatrie?
Abonneer nu! Meer informatieAlle collecties van Praktische Pediatrie
Gesorteerd op nieuw - oud
Hyponatriëmie is de meest voorkomende elektrolytstoornis bij kinderen. Een daling in het plasmanatrium (pNa) kan resulteren in neurologische verschijnselen en kan, indien onbehandeld, leiden tot sterfte, vooral wanneer deze daling acuut optreedt. Ondanks de hoge prevalentie wordt hyponatriëmie in het algemeen als een lastig te doorgronden pathofysiologisch concept beschouwd. In dit artikel wordt de aanpak van hyponatriëmie inzichtelijker gemaakt door het aanreiken van een diagnostisch stappenplan. Er wordt ingegaan op de kliniek en de differentiaaldiagnose van hyponatriëmie. Tot slot wordt de klinische implicatie van dit stappenplan besproken evenals de gevaren die schuilen in het toedienen van hypotone vloeistoffen.
Hypertensie komt regelmatig voor in de kindergeneeskundige praktijk. Desondanks wordt de bloeddruk niet in iedere praktijk standaard gemeten bij een poliklinisch consult. Een oorzaak hiervan is dat bloedrukmeting bij kinderen soms lastig is en aan een aantal voorwaarden moet voldoen. De oscillometrisch gemeten bloeddruk kan bij kleine kinderen te hoog uitvallen en in geval van een hoge waarde moet deze handmatig (auscultatoir) worden gecontroleerd. Ook 24 uursbloeddrukmeting kan op de kinderleeftijd worden toegepast. Hypertensie onder de 10 jaar is in meerderheid secundair, reden waarom er altijd onderzoek moet worden ingesteld naar de oorzaak van een vastgestelde hypertensie. Er zijn verschillende medicamenteuze behandelopties, maar leefstijlverandering is altijd de basis van de behandeling.
Bij henoch-schönleinpurpura (HSP) kunnen naast het typische huidbeeld met palpabele purpura overwegend aan de benen, ook gewrichtsklachten, gastro-intestinale klachten en renale afwijkingen voorkomen. De behandeling is ondersteunend, in de vorm van pijnstilling. Bij ernstige orgaanbetrokkenheid kan behandeling met prednison noodzakelijk zijn. Nefritis komt bij ongeveer een derde van de patiënten voor. Deze kan ernstig verlopen en leidt in 5 tot 20% van de gevallen tot een terminale nierinsufficiëntie. Analyse van de ernst van de HSP-nefropathie is essentieel om de juiste therapie te kiezen en daarmee de kans op chronische nierschade te minimaliseren. Onafhankelijk van de nefritis kan ernstige hypertensie voorkomen als uiting van de vasculitis. Bloeddrukmeting hoort dus bij ieder kind met HSP plaats te vinden. Omdat nierschade tot zes maanden na presentatie nog kan ontstaan, verdient het aanbeveling kinderen met HSP ten minste zes maanden poliklinisch te vervolgen.
Koortsconvulsies komen veel voor bij jonge kinderen. Bij de meeste van deze kinderen heeft dat geen gevolgen voor hun verdere gezondheid. Een klein deel van deze kinderen heeft echter een genetisch bepaald, koortsgevoelig epilepsiesyndroom. Het tijdig diagnosticeren van deze syndromen is belangrijk voor 1) het instellen van een adequate behandeling, 2) het onderkennen van comorbiditeit en 3) genetische counseling van de familie.
In Nederland overlijden jaarlijks circa 1100 kinderen. De Wet verplicht behandelend artsen om voordat zij een verklaring van overlijden afgeven, in alle gevallen van overlijden van minderjarigen te overleggen met de gemeentelijk lijkschouwer over de aard en oorzaak van het overlijden. Wanneer na het overlijden van een minderjarige de doodsoorzaak niet (voldoende) duidelijk is, maar er geen aanwijzingen zijn voor niet-natuurlijk overlijden, kan nader onderzoek naar de doodsoorzaak van het kind worden verricht. Dit handelingsprotocol beschrijft wanneer en hoe door betrokken specialismen een nader onderzoek naar de doodsoorzaak kan worden gestart, welke informatie wordt verzameld, welke (aanvullende) onderzoeken worden uitgevoerd, welke materialen worden afgenomen, hoe de ouders worden begeleid en hoe de verkregen informatie vervolgens wordt besproken en geregistreerd.
Door een hoger geworden administratielast staat de tijd in een spreekuur die daadwerkelijk aan de patiënt kan worden besteed, toenemend onder druk. Daarom, en omdat assertievere, geletterde ouders hier steeds vaker om vragen, wordt voor (aanvullende) informatie meer en meer verwezen naar folders of websites. Ook wordt (ouders van) patiënten ter voorbereiding of ter controle gevraagd scoreformulieren of vragenlijsten in te vullen. Voor de laaggeletterde ouder leidt dit steeds meer tot problemen.