Praktische Pediatrie
Praktijkgerichte nascholing voor kinderartsen
Een hoogwaardig Nederlandstalig nascholingstijdschrift in combinatie met een toegankelijk digitaal kennisplatform geaccrediteerd door de NVK. VSR is in aanvraag.
Wil je toegang tot alle artikelen, video's en nascholing van Praktische Pediatrie?
Abonneer nu! Meer informatieAlle collecties van Praktische Pediatrie
Gesorteerd op nieuw - oud
Bacteriële meningitis komt in Nederland voor bij 1-2 per 100,000 inwoners en 29 per 100,000 bij kinderen onder de 1 jaar oud. Streptococcus pneumoniae is de meest voorkomende verwekker bij jonge kinderen en volwassenen, Streptococcus agalactiae bij pasgeborenen. Veelvoorkomende symptomen zijn koorts, hoofdpijn, braken, meningeale prikkeling en een gedaald bewustzijn. Pasgeborenen presenteren zich met aspecifieke verschijnselen als instabiele temperatuur, geprikkeldheid en slecht drinken. Beeldvorming van de hersenen is geïndiceerd vóór het verrichten van een lumbale punctie bij focale neurologische uitval, nieuwe epileptische aanvallen, papiloedeem, een GCS-score (Glasgow Coma Scale) < 10 of een ernstige immunodeficiëntie. Wanneer de lumbale punctie niet snel kan worden verricht, moet na afname van bloedkweken worden gestart met een derdegeneratiecefalosporine. Bij pasgeborenen en bij kinderen met een ernstige immuunstoornis moet ook Listeria monocytogenes worden gedekt met amoxicilline. Dexamethason wordt gestart vóór of met de eerst gift antibiotica bij kinderen ouder dan 1 maand.
In dit artikel beschrijven wij de mechanismen bij het ontstaan van resistentie van Staphylococcus aureus en de virulentiefactoren van dit veel voorkomende micro-organisme. Aandacht wordt besteed aan de kolonisatie en transmissie van MRSA. Er wordt nader ingegaan op het in Nederland gehanteerde beleid van screening, isolatie en dekolonisatie in geval van aangetoond MRSA-dragerschap. Tot slot beschrijven wij stap voor stap het plan van aanpak als u wordt geconfronteerd met een MRSA-positieve patiënt in een aantal onderscheiden situaties.
Bij kinderen komt een groot scala van aanvalsgewijs optredende fenomenen voor. Voor de klinische praktijk is het onderscheid tussen epileptische en niet-epileptische gebeurtenissen van belang. Daarnaast komen tijdens slaap bijzonderheden voor die de kinderarts moet kunnen herkennen. Een goede aanvalsbeschrijving is heel belangrijk bij het stellen van de juiste diagnose. Video-opnamen van de aanvallen kunnen hierbij uiterst behulpzaam zijn.
Syncope is een veelvoorkomend probleem dat vaak zorgt voor ongerustheid bij patiënt en ouders. Toch is de oorzaak meestal onschuldig. Met dit artikel willen we de algemeen kinderarts handvatten geven om de onschuldige reflexsyncope te herkennen. Het tijdig herkennen van deze onschuldige oorzaak bespaart de patiënt maar ook de dokter veel onrust en onzekerheid. De behandeling bestaat uit een zorgvuldige uitleg aan patiënt en ouders en hen bewust maken van het onschuldige en zelflimiterende karakter van de klachten. Na deze geruststelling zullen de klachten vaak minder als een probleem worden ervaren. Door patiënten daarnaast te leren de voortekenen te herkennen, kunnen ze zelf maatregelen treffen waardoor ze flauwvallen kunnen voorkomen.
Wanneer een kind plotseling en onverwacht een verandering laat zien in motoriek of gedrag, ontstaat ongerustheid bij de omgeving. Treden tevens contactverlies en bewustzijnsverandering op, dan is presentatie op de SEH of verwijzing naar kinderarts of kinderneuroloog het gevolg. Zijn er bij de eerste beoordeling nog verschijnselen aanwezig, dan kan het stellen van een diagnose relatief eenvoudig zijn. Meestal is er bij het eerste consult echter niets opmerkelijks meer aan de hand. Het kind is volledig hersteld. Paroxismale verschijnselen laten vaak geen sporen na, waardoor aanvullend onderzoek niet afwijkend is of slechts atypische bevindingen oplevert. Naarmate paroxismale gebeurtenissen zich vaker herhalen, is een meer gedetailleerde anamnese mogelijk. Er is een breed aanvalsspectrum dat bestaat uit vele verschillende epileptische aanvallen, aanvallen die niet-epileptisch zijn maar wel een pathofysiologisch substraat hebben, en aanvallen waarvoor geen lichamelijke oorzaak kan worden gevonden, de psychogene niet-epileptische aanvallen (PNEA’s). De behandeling per aanvalscategorie verschilt zo sterk dat bij twijfel de diagnose beter kan worden uitgesteld dan dat op basis van een onjuiste diagnose wordt behandeld.
Iedere kinderarts moet longfunctieonderzoek bij kinderen kunnen aanvragen en beoordelen. Het meest gebruikte longfunctieonderzoek betreft de flow-volumecurve, die vooral wordt gebruikt bij de diagnostiek en monitoring van astma. Een betrouwbare flow-volumecurve kan bij kinderen vanaf ongeveer 5 jaar worden verkregen. Goed getraind longfunctiepersoneel dat gewend is met kinderen te werken is daarbij een vereiste. Bij het interpreteren van een flow-volumecurve is vooral de visuele inspectie van de curve van belang. De kinderarts beoordeelt of de curve voldoet aan kwaliteitscriteria (snelle oploop van het expiratoire deel van de curve, langzame continue afname van flow totdat deze 0 is) en beoordeelt het patroon van de curve als normaal, obstructief of ‘restrictief’. Pas daarna worden de gemeten waarden vergeleken met referentiewaarden.