Nascholing voor en door zorgprofessionals
Een wereld vol praktijkgerichte (geaccrediteerde) leeroplossingen en vakinformatie. Samen voor goede zorg!
Nascholing voor zorgprofessionals
Gesorteerd op nieuw - oud
Em. prof. dr. Gerrit Glas (1954) studeerde geneeskunde en filosofie. In 1991 promoveerde hij op het onderwerp concepten van angst en angststoornissen. Van 1992 tot en met 2010 was hij bijzonder hoogleraar christelijke filosofie (toen nog: reformatorische wijsbegeerte) aan de Universiteit Leiden. Tot 2021 bekleedde hij de leerstoel filosofie van de neurowetenschappen en tot 2023 bezette hij daarnaast als bijzonder hoogleraar de Dooyeweerd-leerstoel aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Ook publiceerde Glas meerdere boeken en artikelen op de grensvlakken van geneeskunde, filosofie, neurowetenschappen, maatschappij en ethiek.
Van de urologische beroepskankers is blaaskanker de meest voorkomende: al meer dan een eeuw geleden werd blaaskanker als beroepsziekte beschreven bij werkers in de kleurstofindustrie. In circa 10% van de gevallen van blaaskanker is blootstelling aan stoffen op het werk de oorzaak. Dit artikel geeft handvatten voor beoordeling en advisering over mogelijke gevallen van urologische beroepskankers. Er wordt een casus beschreven van blaaskanker als beroepsziekte bij een brandweerman, wat tot preventieve acties in een brandweercorps heeft geleid, en een casus van een schilder met blaaskanker, waar een proportionele aansprakelijkheidskwestie tot een jarenlange juridische strijd heeft geleid. Vroege opsporing van blaaskanker bij werkenden die aan blaascarcinogenen zijn blootgesteld is in principe mogelijk. Nieuwe methoden hiervoor zijn ontwikkeld, maar zin en onzin daarvan zijn omstreden. Vaak ontstaat emotionele discussie bij een mogelijk geval van urologische beroepskanker. Het goed organiseren van risicocommunicatie rond dit onderwerp is belangrijk.
Een vernauwing van een of beide nierarteriën kan het gevolg zijn van fibromusculaire dysplasie, maar ontstaat meestal als uiting van gegeneraliseerde atherosclerose. Zolang de mate van stenosering beperkt blijft, zal de nier via aanpassing van de intrarenale hemodynamiek nog voor voldoende perfusie kunnen zorgen. Naarmate de stenose in ernst toeneemt, wordt het renine-angiotensinesysteem echter steeds meer geactiveerd en ontstaat er ischemische schade in de nier met uiteindelijk nierfunctieverlies. Een van de gevolgen van nierarteriestenose is hypertensie, waarschijnlijk door het verhoogde renine. Toch blijft nog een aanzienlijk percentage van de patiënten normotensief. Revascularisatie heeft bij patiënten met fibromusculaire dysplasie vaak wel een gunstig effect, maar het nut van deze therapie bij atherosclerotische afwijkingen wordt betwijfeld.
Hij is een van de eerste bariatrisch chirurgen in Nederland, specialiseerde zich in bariatrische laparoscopie en zette de Nederlandse Obesitas Kliniek (NOK) West in Den Haag op. Hoe kijkt dr. Dingeman Swank terug op zijn carrière? En wat maakt de anesthesie bij bariatrische operaties uniek? iAM ging met hem in gesprek.
Fasciitis plantaris is een ontsteking van de fascia plantaris onder de voet. Dit is niet hetzelfde als een hielspoor. Een hielspoor is een calcificatie van de fascia plantaris ter hoogte van de aanhechting van de fascie aan de calcaneus, die klachten geeft wanneer er een ontsteking op deze plaats ontstaat. Herstel van de klachten van fasciitis plantaris duurt meestal lang en niet zelden meer dan een jaar. De behandeling is bij voorkeur conservatief met advies en eventueel pijnmedicatie. Re-integratie is een kwestie van geduld en opbouw naar volledige werkhervatting kan vele maanden duren. Preventie kan geschieden door beperking van langdurig lopen en staan en het bieden van zitgelegenheid op de werkplek. Goed (werk)schoeisel is belangrijk naast leefstijladviezen als voldoende slaap, gezond eten en regelmatig bewegen.
Ons voedingspatroon is de afgelopen eeuwen significant veranderd. Tot ongeveer 100 jaar geleden werd vooral onbewerkt of minimaal bewerkt voedsel gegeten, terwijl dit in de recente decennia veranderd is naar voornamelijk ultrabewerkt voedsel. Het percentage ultrabewerkt voedsel dat wordt gegeten, verschilt per land en regio. Zo bestaat 42-58% van de voedselenergie-inname in Australië en de Verenigde Staten uit ultrabewerkt voedsel, terwijl dit in landen als Italië en Zuid-Korea slechts 10-25% is.1
Om onderscheid te kunnen maken tussen de verschillende soorten voedingsmiddelen, heeft de Braziliaanse onderzoeker Monteiro de NOVA-classificatie ontwikkeld. Dit is een indeling van voedingsmiddelen aan de hand van de mate van bewerking. Deze classificatie is in 2009 ontwikkeld en werd vervolgens verfijnd tot de uiteindelijke classificatie (zie tabel 1).2 Ultrabewerkt voedsel is de vierde groep en heeft een zeer uitgebreide definitie.2 Voor een individu is het redelijk eenvoudig om na te gaan of een product ultrabewerkt is, door de ingrediëntenlijst te bekijken. Twee simpele uitgangspunten hierbij zijn of het product meer dan vijf ingrediënten bevat en of het uiteindelijke product ingrediënten bevat die normaal gesproken niet in de eigen keuken worden gevonden. Bij een positief antwoord op een van deze vragen, gaat het waarschijnlijk om ultrabewerkt voedsel.