Nascholing voor en door zorgprofessionals
Een wereld vol praktijkgerichte (geaccrediteerde) leeroplossingen en vakinformatie. Samen voor goede zorg!
Nascholing voor zorgprofessionals
Gesorteerd op nieuw - oud
Oogbewegingsstoornissen die hun oorsprong in de hersenstam en meer perifeer hebben, verlopen vrijwel altijd ongeconjugeerd. In de hersenstam spreekt men van nucleaire of internucleaire stoornissen. Bij internucleaire stoornissen is er vaak sprake van een monoculaire nystagmus. Bij nucleaire stoornissen verwacht men afwijkingen aan één oog, in het geval van de nervus oculomotorius treden er echter binoculaire afwijkingen op bij eenzijdige uitval. In het verloop van de oogbewegende zenuwen treden stoornissen op die eenvoudig te herleiden zijn. Ptosis vindt soms zijn oorsprong in de hersenstam, maar meestal is het probleem meer perifeer gelegen. Het onderscheid tussen een volledige ptosis en ptosis waarbij de pupil niet bedekt wordt, is van belang bij het onderscheid tussen uitval van de nervus oculomotorius en de sympathicus. Bij pupilstoornissen is het van belang na te gaan of er sprake is van stoornissen bij belichting dan wel bij convergentie. Er is sprake van hetzij uitval van de sympathicus hetzij van de parasympathicus in het kader van een oculomotoriusuitval. Pupilstoornissen op basis van lues vinden hun oorzaak in het dorsale mesencephalon. Bij het syndroom van Adie is er een afwijking in het ganglion ciliare, met op lange termijn symptomen ten gevolge van gestoorde re-innervatie. Vergentiestoornissen zijn lastig te lokaliseren. De mesencefale reticulaire formatie speelt een belangrijke rol maar ook het cerebellum oefent hier invloed uit.
Drugs kunnen in drie klassen worden ingedeeld: het centraal zenuwstelsel stimulerende middelen (‘uppers’), het centraal zenuwstelsel dempende middelen (‘downers’) en hallucinogenen. Bij middelen die het centraal zenuwstelsel stimuleren zijn de meest voorkomende lichamelijke complicaties cardiovasculair, onrust en hyperthermie. Al deze verschijnselen dienen in eerste instantie te worden behandeld met benzodiazepinen. Bij MDMA kan ernstige acute hyponatriëmie ontstaan. Bij de downers doen zich vooral neurologische problemen voor in de vorm van EMV-dalingen. Bij de downer GHB is de behandeling vooral ondersteunend. Bij opioïden kan naloxon worden gebruikt als antidotum, hetzij in zeer lage dosering bij afhankelijkheid. Hallucinogenen geven weinig somatische pathologie.
Het posterior reversible encephalopathy syndrome (pres) is een clinico-radiologisch syndroom met heterogene etiologieën die samen gegroepeerd zijn vanwege overeenkomende radiologische kenmerken. pres wordt ook wel rpls genoemd: reversible posterior leukoencephalopathy syndrome.
De aansturing van de motorische hersenzenuwkernen vanuit de hemisferen vereist samenwerking van gebieden in alle hersenkwabben, thalamus, vestibulaire systeem, cerebellum en basale ganglia. Een stoornis die zich craniaal van de hersenzenuwkernen voordoet leidt tot een supranucleaire oogbewegingsstoornis. Bij corticale laesies is er altijd sprake van een geconjugeerde blikdeviatie, meestal van tragere saccaden en van gestoorde oogvolgbewegingen. Laesies in de basale ganglia verstoren de fijnregeling van de signalen die vanaf de cortex naar de hersenstam gestuurd worden, waardoor objecten soms moeilijk door het blikveld gevolgd kunnen worden. Laesies in het vestibulaire en pontocerebellaire systeem leiden tot problemen met fixatie van het beeld bij bewegingen van het hoofd.
Neurodegeneratieve ziekten kunnen leiden tot een scala van oogbewegingsstoornissen die soms subtiel en aspecifiek zijn, en soms juist pathognomonisch voor de aandoening. Het correct kunnen beoordelen van de oog(volg)bewegingen is daarom belangrijk voor het herkennen van diverse ziektebeelden en het inzetten van aanvullende diagnostiek.
Mensen maken fouten. Crew Resource Management (CRM) is een methode om deze fouten te reduceren en een catastrofale afloop te
Nog altijd worden tieners in het ziekenhuis opgenomen met een alcoholintoxicatie, al dan niet in combinatie met andere middelen. De sterke stijging van het aantal alcoholintoxicaties in de jaren 2008-2010 is tot stilstand gekomen maar van een dalende trend is nog geen sprake. De verhoging van de wettelijke leeftijdsgrens voor de verkoop van laag-alcoholische producten naar 18 jaar per 1 januari 2014 heeft, samen met de toegenomen belangstelling voor dit onderwerp, wel tot een sterk gestegen bewustwording (awareness) bij ouders geleid. De aanwijzingen worden steeds sterker dat een alcoholintoxicatie schade aan het zich ontwikkelende brein veroorzaakt, met ernstige langetermijneffecten tot gevolg.