Nascholing voor en door zorgprofessionals
Een wereld vol praktijkgerichte (geaccrediteerde) leeroplossingen en vakinformatie. Samen voor goede zorg!
Nascholing voor zorgprofessionals
Gesorteerd op nieuw - oud
Corticale verwerking van visuele informatie is een complexe aangelegenheid met verschillende fasen en locaties. Grosso modo kan er onderscheid gemaakt worden in visuele informatie over aard, vorm en kleur (wat-informatie) en over locatie en beweging (waar-informatie). De eerstgenoemde informatie volgt een occipitotemporale, de tweede een occipitopariëtale route. Bij de wat-stoornissen is het noodzakelijk problemen in waarneming, associatie en benoemen te onderscheiden om begrip voor het probleem van de patiënt te hebben. Bij de waar-stoornissen is de patiënt als het ware ziende blind omdat hij zijn aandacht niet kan richten op een voorwerp en geen idee heeft over de ruimtelijke locatie. Ten slotte zijn er positieve fenomenen waarbij het zenuwstelsel eigen informatie maakt of terughaalt op ongelegen momenten. Veel van deze stoornissen zijn niet zeldzaam en verdienen aandacht van (onder anderen) de neuroloog, om zo de patiënt en familie goed te kunnen begeleiden.
De hoofdlijn van het artikel van Biousse en Newman wordt gevormd door een beschrijving van klinische kenmerken, oorzaken en behandeling van de meest voorkomende opticusneuropathie bij ouderen: de ischemische
opticusneuropathie (ion). Dit artikel verdient aandacht in verband met het frequente vóórkomen van ion en de zwaarwegende gevolgen die deze aandoening kan hebben: permanente blindheid van beide ogen.
Visual evoked potentials (vep’s) zijn elektrische potentialen die door korte visuele stimuli in de visuele cortex gegenereerd worden. Al in de beginjaren van het eeg (elektro-encefalogram) werden ze in de occipitale afleidingen opgemerkt.
Verminderde visus, gezichtsvelduitval of dubbelbeelden worden regelmatig gezien binnen de neurologische praktijk, met als voorbeelden
een hemianopsie bij een beroerte, dubbelzien of tijdelijke visuele verstoringen bij een migraineaura op basis van cortical spreading
depression (csd).
Bij elke editie van PsyXpert wordt een interview opgenomen met een prominente gast uit het vakgebied. Voor abonnees zijn de 1 uur durende interviews hier te bekijken.
Iedere kinderarts krijgt te maken met het downsyndroom. Het is de meest voorkomende chromosomale aandoening; de laatste jaren blijft het aantal pasgeborenen met downsyndroom in Nederland ongeveer gelijk. Kinderen met downsyndroom hebben frequenter luchtweginfecties met een langduriger ziektebeloop, een hoger risico op IC-opname en een hogere mortaliteit. Daarbij zorgen de infecties voor veel ziektelast. Het is belangrijk dat iedereen die met kinderen met het downsyndroom werkt, kennis van zaken heeft over deze specifieke downproblematiek en deze tijdig kan herkennen en behandelen. De verhoogde infectiegevoeligheid bij downsyndroom wordt veroorzaakt door een combinatie van immunologische en niet-immunologische factoren: een andere opbouw en functie van het afweersysteem, een andere anatomie van de luchtwegen, hypotonie, gastro-oesofageale refluxziekte en aangeboren structurele afwijkingen van hart en bloedvaten, vooral van het pulmonale vaatbed. Niet alle kinderen met downsyndroom hebben evenveel last van deze infecties; onbekend is nog waarom dit zo is.