Nascholing voor en door zorgprofessionals

Een wereld vol praktijkgerichte (geaccrediteerde) leeroplossingen en vakinformatie. Samen voor goede zorg!

Nascholing voor zorgprofessionals

Gesorteerd op nieuw - oud
Interpretatie van longfunctieonderzoek bij kinderen Lees meer over Interpretatie van longfunctieonderzoek bij kinderen Interpretatie van longfunctieonderzoek bij kinderen
Iedere kinderarts moet longfunctieonderzoek bij kinderen kunnen aanvragen en beoordelen. Het meest gebruikte longfunctieonderzoek betreft de flow-volumecurve, die vooral wordt gebruikt bij de diagnostiek en monitoring van astma. Een betrouwbare flow-volumecurve kan bij kinderen vanaf ongeveer 5 jaar worden verkregen. Goed getraind longfunctiepersoneel dat gewend is met kinderen te werken is daarbij een vereiste. Bij het interpreteren van een flow-volumecurve is vooral de visuele inspectie van de curve van belang. De kinderarts beoordeelt of de curve voldoet aan kwaliteitscriteria (snelle oploop van het expiratoire deel van de curve, langzame continue afname van flow totdat deze 0 is) en beoordeelt het patroon van de curve als normaal, obstructief of ‘restrictief’. Pas daarna worden de gemeten waarden vergeleken met referentiewaarden.
Virale diagnostiek voor acute luchtweginfecties bij kinderen Lees meer over Virale diagnostiek voor acute luchtweginfecties bij kinderen Virale diagnostiek voor acute luchtweginfecties bij kinderen
Acute luchtweginfecties bij kinderen komen zeer vaak voor. De diagnose wordt klinisch gesteld en er zijn geen internationaal geaccepteerde diagnostische tests. Men neemt aan dat de meeste acute luchtweginfecties door virussen worden veroorzaakt. In het verleden was virale diagnostiek beperkt mogelijk en bij positieve bacteriële kweken moest men zich realiseren dat dit slechts kolonisatie kon aantonen en niet automatisch bewijzend was voor een bacteriële infectie. In de laatste twee decennia zijn in veel ziekenhuizen nieuwe moleculaire technieken geïntroduceerd. Zo kan tegenwoordig een zeer breed spectrum van virussen en bacteriën worden aangetoond. De betekenis hiervan voor de klinische praktijk is echter nog onduidelijk.
Hypoglykemie bij de pasgeborene: weet u wat u meet? Lees meer over Hypoglykemie bij de pasgeborene: weet u wat u meet? Hypoglykemie bij de pasgeborene: weet u wat u meet?
Neonatale hypoglykemie is een nog veel voorkomend probleem bij pasgeborenen. De eerste en belangrijkste vraag bij neonatale hypoglykemie is die of de genoteerde glucose-uitslag werkelijk overeenkomt met de glucoseconcentratie in het kinderlijke bloed. Dit artikel gaat in op de valkuilen en de aandachtspunten bij de bepaling van glucose: bij de afname, in de pre-analytische fase en in de analytische fase. Het belang van het gebruik van een methode die zuiver en betrouwbaar meet in het gebied van lage glucosewaarden wordt benadrukt. Er wordt ingegaan op het belang van het betrachten van uiterste zorgvuldigheid bij het afnemen van een bloedglucose, wat al begint bij de voorbereiding (desinfectie). De behandeling komt ter sprake en het verschil tussen het geven van glucose via een infuus en toediening via orale voeding. De mogelijkheden van behandeling van hypoglykemie bij borstvoeding komen ook aan bod. Tot slot wordt ingegaan op de preventie van neonatale hypoglykemie.
Diagnostisch onderzoek bij kinderen: Wat u moet weten voordat u een test aanvraagt Lees meer over Diagnostisch onderzoek bij kinderen: Wat u moet weten voordat u een test aanvraagt Diagnostisch onderzoek bij kinderen: Wat u moet weten voordat u een test aanvraagt
Diagnostisch onderzoek heeft als doel om onzekerheid over een ziekte in voldoende mate weg te nemen en is alleen zinvol wanneer de uitslag consequenties heeft voor het beleid. Om te kunnen beoordelen in hoeverre een test in staat is de ziekte aan te tonen of juist uit te sluiten wordt de term ‘diagnostische accuratesse’ gebruikt. De diagnostische accuratesse wordt bepaald aan de hand van een aantal parameters. De likelihood ratios (LR’s) zijn het meest relevant, omdat ze helpen om, gegeven de voorafkans (prevalentie) op een ziekte, bij uw eigen patiëntenpopulatie de achterafkans te bepalen. Op basis van de achterafkans kunt u vervolgens een beslissing nemen over het te volgen beleid. De laatste jaren is de focus steeds meer komen te liggen op het klinisch nut van de test: de effecten van het toepassen van de test op de gezondheid van de patiënt.
Borstvoeding versus kunstvoeding Lees meer over Borstvoeding versus kunstvoeding Borstvoeding versus kunstvoeding
Borstvoeding is de beste voeding voor een pasgeborene. Borstvoeding kent vele positieve gezondheidseffecten voor het kind en voor de moeder die bij kunstvoeding ontbreken. De gezondheidseffecten van borstvoeding gelden des te sterker voor zieke pasgeborenen, zoals prematuren en kinderen met een koemelkallergie. De gezondheidseffecten worden verklaard door de aanwezigheid van vele actieve stoffen in de moedermelk. Hierbij gaat het om immunologisch actieve stoffen uit de aspecifieke en specifieke afweer, bouwstoffen, hormonen en onverzadigde langeketenvetzuren. Moedermelk heeft een prebiotische en probiotische werking, waardoor er minder infectiedruk is vanuit de darm. Donormelk moet een bewerking ondergaan om steriliteit te waarborgen; hierbij gaan veel biologisch actieve stoffen verloren en daarom heeft verse moedermelk van de eigen moeder de voorkeur. Voor de premature pasgeborene is het calorische aanbod van moedermelk onvoldoende; dit wordt aangevuld met moedermelkversterker. Moedermelk als basis, versterkt met moedermelkversterker, is de beste voeding voor een prematuur geboren kind. Bij de gezonde voldragen pasgeborene komt de borstvoeding goed en snel op gang door vroeg aan te leggen, frequent aan te leggen en niet bij te voeden.
Binge and break Lees meer over Binge and break Binge and break
Boulimia nervosa komt vaker voor dan het in de spreekkamer wordt gezien. De levenslange prevalentie wordt in de westerse wereld geschat op 0,9%. De oorzaken van boulimia nervosa zijn multifactorieel. Hierbij spelen genetische, omgevings- en ontwikkelingsfactoren een rol, bij een waarschijnlijk verstoorde cerebrale rijping en hormonale stofwisseling. Om een eetstoornis te kunnen herkennen, dient u uw patiënt open en niet verwijtend te benaderen. De omgeving en het lichamelijk onderzoek kunnen hierbij richting geven. Aanvullend onderzoek is gericht op het uitsluiten van overige oorzaken van eetbuien en purgeren en het vaststellen en monitoren van complicaties van dit gedrag. De behandeling vindt bij voorkeur plaats in een multidisciplinair team, met aandacht voor somatiek en psychiatrische comorbiditeit en met betrekking van het systeem waarin het kind functioneert. Met deze behandeling herstelt 50% van de patiënten.