A&I
Een onafhankelijk, praktijkgerichte nascholing over perioperatieve geneeskunde
Een combinatie van vaktijdschrift, e-learning en congressen, geaccrediteerd door de NVA, NVIC, NIV, NVVC, NVvH, en NVN.
Alle collecties van A&I
Gesorteerd op nieuw - oud
‘Ja, leuk’, zei Götz Wietasch toen ik hem vroeg of hij door mij geïnterviewd wilde worden voor A&I. Vervolgens viel het niet mee om een goed moment te vinden in onze drukke agenda’s. Maar op 13 oktober lukte een afspraak: in de auto, op weg van Almelo naar Groningen. Zo ken ik Götz: druk en zegt nooit nee. We tutoyeren omdat we elkaar kennen vanuit het Concilium. We spreken over de opleiding, Europa en zijn aandachtsgebieden in de anesthesie.
Het complex regionaal pijnsyndroom (CRPS) is een aandoening die zowel patiënten als hulpverleners voor veel problemen plaatst. De aandoening ontstaat veelal aan een extremiteit, meestal als gevolg van een doorgemaakt trauma, en wordt gekenmerkt door een combinatie van autonome, sensorische en vasomotore verschijnselen. De diagnose kan worden gesteld aan de hand van diagnostische criteriasets. In de acute fase is er sprake van een ernstige neuro-inflammatie met alle klassieke tekenen van ontsteking; na verloop van tijd zien we vaak dat de symptomen uitdoven en dat een koude, atrofische extremiteit ontstaat. Er kunnen vier verschillende subtypes worden geïdentificeerd: 1. een floride CRPS-syndroom dat overeenkomt met de klassieke beschrijving van CRPS; 2. een relatief beperkt syndroom met neuropathische pijn en sensore veranderingen op de voorgrond; 3. een relatief beperkt syndroom met vooral vasomotore symptomen; 4. een CRPS-beeld waarbij dystonie op de voorgrond staat. Hierdoor wordt het behandelbeleid bepaald.
In dit artikel wordt aan de hand van een fictieve casus een beschrijving gegeven van de stand van zaken wat betreft de verschillende technieken bij een (adeno)tonsillectomie. Aan bod komen indicatie, voorbereiding, anesthesietechnieken, postoperatieve zorg en complicaties.
Het optreden van ruggenmergischemie is de meest gevreesde complicatie na open- en endovasculaire aorta-aneurysmachirurgie. Cerebrospinale vloeistofdrainage is een belangrijke peiler binnen de ruggenmergbeschermingsstrategie tijdens en na aortachirurgie. De fysiologische basis ICP – MAP = SCP ligt hieraan ten grondslag. Intracraniële drukmeting na het plaatsen van de lumbale cerebrospinale drukdrain kan op zichzelf ook weer leiden tot complicaties. Vroegtijdige detectie door middel van structureel neurologisch lichamelijk onderzoek is van belang om permanente neurologische schade te voorkomen.
Erytropoiëtine (EPO) is een hormoon en anti-inflammatoir cytokine. Als hormoon speelt het een belangrijke rol in de productie van rode bloedlichaampjes (erytropoëse). EPO wordt in de nieren aangemaakt en activeert de EPO-receptor van hematopoïetische cellen in het beenmerg. Als cytokine speelt het een rol in de bescherming van beschadigd weefsel. EPO gaat de effecten van pro-inflammatoire cytokines als TNF-a tegen, waardoor het inflammatieproces wordt beperkt en onnodige weefselschade wordt voorkomen. Omdat hoge doses EPO (die nodig zijn voor weefselprotectie) ernstige cardiovasculaire (voornamelijk trombo-embolische) bijwerkingen kunnen hebben, zijn EPO-derivaten ontwikkeld die weefselprotectief werken en deze bijwerkingen niet hebben. ARA290 is een EPO-derivaat dat op dit moment bestudeerd wordt in experimentele en klinische studies. In een proefdiermodel van neuropathische pijn blijkt dat een korte behandeling met ARA290 langdurig bescherming biedt met vermindering van allodynie en hyperalgesie. Ook in de mens wordt ARA290 bestudeerd met initieel al veelbelovende resultaten.
De eerste ontwikkelingen van de specialismen anesthesiologie en hartchirurgie gaan terug tot het eind van de 19e eeuw. De moderne cardioanesthesiologische en cardiochirurgische zorg begint rond de Tweede Wereldoorlog met de correctie en palliatie van aangeboren hartafwijkingen. De introductie van de hart-longmachine in 1953 is een doorbraak, maar pas na de introductie van de coronairchirurgie omstreeks 1970 volgt een explosieve groei van zowel de hartchirurgie als cardioanesthesiologie. In Nederland komen deze ontwikkelingen traag op gang. Intussen verrichten 16 Nederlandse centra ongeveer 17.000 openhartoperaties per jaar op een bevolking van ongeveer 17 miljoen mensen.