A&I
Een onafhankelijk, praktijkgerichte nascholing over perioperatieve geneeskunde
Een combinatie van vaktijdschrift, e-learning en congressen, geaccrediteerd door de NVA, NVIC, NIV, NVVC, NVvH, en NVN.

Alle collecties van A&I
Gesorteerd op nieuw - oud
Erytropoiëtine (EPO) is een hormoon en anti-inflammatoir cytokine. Als hormoon speelt het een belangrijke rol in de productie van rode bloedlichaampjes (erytropoëse). EPO wordt in de nieren aangemaakt en activeert de EPO-receptor van hematopoïetische cellen in het beenmerg. Als cytokine speelt het een rol in de bescherming van beschadigd weefsel. EPO gaat de effecten van pro-inflammatoire cytokines als TNF-a tegen, waardoor het inflammatieproces wordt beperkt en onnodige weefselschade wordt voorkomen. Omdat hoge doses EPO (die nodig zijn voor weefselprotectie) ernstige cardiovasculaire (voornamelijk trombo-embolische) bijwerkingen kunnen hebben, zijn EPO-derivaten ontwikkeld die weefselprotectief werken en deze bijwerkingen niet hebben. ARA290 is een EPO-derivaat dat op dit moment bestudeerd wordt in experimentele en klinische studies. In een proefdiermodel van neuropathische pijn blijkt dat een korte behandeling met ARA290 langdurig bescherming biedt met vermindering van allodynie en hyperalgesie. Ook in de mens wordt ARA290 bestudeerd met initieel al veelbelovende resultaten.

De eerste ontwikkelingen van de specialismen anesthesiologie en hartchirurgie gaan terug tot het eind van de 19e eeuw. De moderne cardioanesthesiologische en cardiochirurgische zorg begint rond de Tweede Wereldoorlog met de correctie en palliatie van aangeboren hartafwijkingen. De introductie van de hart-longmachine in 1953 is een doorbraak, maar pas na de introductie van de coronairchirurgie omstreeks 1970 volgt een explosieve groei van zowel de hartchirurgie als cardioanesthesiologie. In Nederland komen deze ontwikkelingen traag op gang. Intussen verrichten 16 Nederlandse centra ongeveer 17.000 openhartoperaties per jaar op een bevolking van ongeveer 17 miljoen mensen.

‘Ik kom wel naar Breda’, was de reactie van Leon Aarts, hoogleraar Anesthesiologie van het Leids Universitair Medisch Centrum. ‘Altijd leuk om ergens anders eens te kunnen kijken.’ Normaal verwacht je van iemand met een drukke agenda dat hij per auto komt. Zo niet collega Aarts; hij verkoos trein en bus. We spreken geruime tijd over onderdelen in zijn vakgebied die hem duidelijk na aan het hart staan: organisatie en patiëntenzorg, opleiding tot anesthesioloog en last but not least: onderzoek.

De percutane tracheotomie wordt geprefereerd boven de chirurgische tracheotomie, waarbij de single-step dilatatie-Seldingertechniek step I het meest wordt gebruikt. De complicaties tussen verschillende percutane technieken zijn ongeveer vergelijkbaar. Het lijkt erop dat in goed getrainde handen alle technieken toepasbaar zijn. Een tracheostoma kan voordelen hebben voor bepaalde groepen ic-patiënten, maar ook complicaties opleveren. De voor- en nadelen moeten daarom zorgvuldig worden afgewogen voordat een tracheotomie wordt geplaatst. Een aantal belangrijke vraagstukken, zoals: wat zijn de voordelen van vroege tracheotomie, beïnvloedt tracheotomie de incidentie van ventilatorgeassocieerde pneumonie (VAP), en is het nodig om (milde) stollingsstoornissen te corrigeren rondom de tracheotomie, zijn tot nu toe onbeantwoord.

De intra-aortale ballonpomp (IABP) of contrapulsatieballon is bedoeld ter ondersteuning van de circulatie. Optimalisatie van de verhouding tussen myocardiale zuurstofbehoefte (MVO2) en zuurstofbeschikbaarheid ondersteunt de hemodynamiek. Naast enkele absolute en relatieve contra-indicaties voor deze therapie staat de indicatie hartfalen centraal. De IABP-katheter wordt in de meeste gevallen percutaan via de a. femoralis (seldinger-techniek) ingebracht en opgeschoven tot in de thoracale aorta descendens. Het opblaas (inflatie)- en leegloop (deflatie)-moment worden door het ecg of de invasieve drukmeting getriggerd.

Decompressie ziekte is een mogelijk levensbedreigende complicatie van duiken. De therapie bestaat uit zogeheten recompressie met hyperbare zuurstof en moet zo snel mogelijk worden toegepast. Er worden twee “duikongevallen” met dodelijke afloop gepresenteerd, beide behandeld met hyperbare zuurstof i.v.m. verdenking op decompressie ziekte. Een 46-jarige vrouw wordt benauwd tijdens een duik en verliest het bewustzijn. Zij krijgt basic life support, Na de recompressie therapie bleef zij buiten bewustzijn als gevolg van postanoxische encephalopatie. De uiteindelijke diagnose was hyperthyreoidie met een gedilateerde cardiomyopatie. Een tweede casus betreft een 28 jarige man die tijdens onderwaterpolo wedstrijd onwel werd. Hij ontwikkelde neurologische symptomen suggestief voor hersenstam ischemie. Ook hier werd gestart met hyperbare zuurstof. Gedurende deze behandeling verslechterde zijn toestand en uiteindelijk komt de patiënt te overlijden Bij obductie bleken er multipele dissecties van de arteriae vertebralis. Deze twee casus laten zien dat niet elk duikongeval optreed ten gevolge van decompressie ziekte.