Praktische Pediatrie
Praktijkgerichte nascholing voor kinderartsen
Een hoogwaardig Nederlandstalig nascholingstijdschrift in combinatie met een toegankelijk digitaal kennisplatform geaccrediteerd door de NVK. VSR is in aanvraag.
Wil je toegang tot alle artikelen, video's en nascholing van Praktische Pediatrie?
Abonneer nu! Meer informatieAlle collecties van Praktische Pediatrie
Gesorteerd op nieuw - oud
Om een onderscheid te kunnen maken tussen een bacteriële/ atypische pneumonie of een virale pneumonie, wordt frequent een thoraxfoto gemaakt. De vraag is of het maken van een thoraxfoto bij kinderen met een klinische verdenking op pneumonie tot sneller herstel van de patiënt leidt dan wanneer deze achterwege blijft. Er is één methodologisch goed uitgevoerde gerandomiseerde studie bij 522 kinderen met verdenking milde pneumonie die hiernaar gekeken heeft. Deze studie laat geen effect zien van het maken van een thoraxfoto op het klinisch herstel. Het gaat hier echter om een Zuid-Afrikaanse studie met eerstelijns patiënten met alleen klachten van hoesten en tachypneu (geen koorts), die poliklinisch behandeld kunnen worden. Ondanks kanttekeningen over de toepasbaarheid van het onderzoek in de Nederlandse tweedelijnszorg is er op voorhand geen reden om aan te nemen dat een thoraxfoto bij kinderen die zich presenteren met de verdenking milde pneumonie in Nederlandse ziekenhuizen en die poliklinisch behandeld kunnen worden, wel zinvol is.
Specifieke immunotherapie is de enige beschikbare curatieve behandeling voor allergische aandoeningen. Vooral klachten van allergische rinoconjunctivitis door gras- of boompollen, huisstofmijt of kat verminderen aanzienlijk door immunotherapie. Mits goed uitgevoerd, is het een veilige behandeling met aanhoudend effect op de lange termijn. Klachten, medicatiegebruik, de kans op het ontwikkelen van astma en andere allergische sensibilisaties verminderen aantoonbaar tot circa tien jaar na staken van de behandeling. Effecten van immunotherapie bij geneesmiddelenallergie zijn tijdelijk en bij voedselallergie nog controversieel. Deze aandoeningen vallen dan ook buiten het bestek van dit artikel. Immunotherapie voor insectenallergie is essentieel anders dan immunotherapie voor inhalatieallergenen en dient plaats te vinden in gespecialiseerde centra.
Infecties met pneumokokken zijn wereldwijd nog altijd een belangrijke oorzaak van morbiditeit en mortaliteit. In april 2006 is in Nederland een 7-valent pneumokokkenconjugaatvaccin toegevoegd aan het Rijksvaccinatieprogramma. Dit vaccin biedt goede bescherming tegen invasieve pneumokokkenziekten door de 7 serotypen opgenomen in het vaccin. Behalve het directe effect bij gevaccineerde kinderen is er ook een onverwacht groot indirect effect op invasieve pneumokokkeninfecties onder niet-gevaccineerden van alle leeftijden (“groepsimmuniteit”).
De recidiverende luchtwegproblemen bij ex-prematuren vormen een vaak hardnekkig probleem voor omgeving en behandelaars. Evidence based richtlijnen voor de behandeling ontbreken en het komt nog al eens voor dat exprematuren gedurende meerdere jaren astmabehandeling krijgen zonder goede indicatie. De luchtwegobstructie die met name de eerste jaren parten speelt, wordt bepaald door een complex aan pathofysiologische afwijkingen. De behandeling van de luchtwegsymptomen blijft vooralsnog symptomatisch en ondersteunend. Hierbij spelen preventieve maatregelen dus een zeer grote rol.
Een gesprek met Edmond Rings en Henk-Jan Verkade.
De eerste ‘kindergastro-enterologen’ in Nederland, al bestond die functie toen nog niet, waren Dicke en Weijers in Utrecht. Samen met de biochemicus Van de Kamer verzetten zij halverwege de vorige eeuw baanbrekend werk op het gebied van absorptieonderzoek. Vooral de ontdekking van Dicke dat niet de koolhydraatfractie, maar de eiwitfractie en in het bijzonder het gluten de boosdoener was bij coeliakie, mag als mijlpaal worden beschouwd. Inmiddels zijn er ruim 30 geregistreerde kinderarts-gastro-enterologen en heeft het onderzoek zich sterk verbreed.
Eosinofiele infiltratie van de slokdarm wordt van oudsher in verband gebracht met refluxoesofagitis als uiting van en kan in combinatie met eosinofilie van maag en dunne darm voorkomen bij het hypereosinofiele syndroom en voedselallergie en als reactie op geneesmiddelen. Pas vrij recentelijk werd duidelijk dat eosinofiele infiltratie die zich beperkt tot de slokdarm ook voorkomt los van gastro-oesofageale refluxziekte. Eosinofiele oesofagitis is een separaat ziektebeeld binnen het spectrum van de eosinofiele gastro-intestinale syndromen, met kenmerkende klinische, endoscopische en histologische bevindingen.